‘Wij zijn radicaal tegen radicaliteit’
Tekst: Reinoud Schaatsbergen
Je spreekt met een zekere kritische noot over de afgelopen decennia van stedenbouw. Waar is volgens jou momenteel het meeste behoefte aan in het vakgebied?
“Als ik het ruim duid, vraag ik mij continu af of de Nederlandse stedenbouw wel goed de urgentie van haar projecten voelt. En zo ja, of we dat wel integraal genoeg benaderen. We staan voor een aantal grote opgaves als klimaatadaptatie, sociale inclusiviteit en het bieden van economisch perspectief voor iedereen, en ik merk dat die vraagstukken niet altijd onderdeel zijn van de ontwikkelingen die ik dagelijks zie langskomen in het veld. De woningnood lijkt dan nog wel de gemakkelijkste om op te lossen.”
“We hebben een inhaalslag te maken. Na de financiële crisis dachten we ruimte te moeten geven aan de markt, om op gang te komen. Dat is begrijpelijk en ook goed, anders werd er niets gebouwd, maar we zijn daarin doorgeschoten. Er wordt te vaak zonder overkoepelende visie aan de stad gewerkt. Steden die dat wél doen en strenge en heldere kaders stellen, zoals Groningen of Amsterdam, produceren juist meer en beter. Mijn opvolger Nathalie de Vries [nieuwe stadsbouwmeester van gemeente Groningen, red.] vindt dat ‘het idealisme terug moet keren in stadsontwikkeling’. Ze had het niet beter kunnen zeggen.”
Wat maakt het dat stedenbouw op basis van een visie voor een betere stad zorgt?
“Als je goed weet wat je wilt en vooral ook waarom, kun je dat beter uitleggen. Aan ontwikkelaars, corporaties, de omgeving, enzovoorts. Je brengt een verhaal over nut en welzijn naar de mensen die in de stad wonen en dat zorgt voor minder oppositie tegen projecten. Ik heb hier overigens geen wetenschappelijke onderbouwing voor, maar mijn gevoel zegt dat.”
“We zijn die klassieke rol van stedenbouw een beetje kwijtgeraakt. Dat speelt al sinds de jaren 90. We vinden het steeds moeilijker om in dit land consciëntieus en coherent aan de lange lijnen van de inrichting van onze leefomgeving te werken. Dat heeft uiteindelijk geleid tot het afschaffen van het ministerie van VROM en daarmee gooiden we het kind met het badwater weg. We komen van ver, maar gelukkig beseft iedereen zich intussen dat we linksom of rechtsom met verschillende overheden hard moeten werken aan de ruimtelijke ordening.”
Hoe krijgen we het vakgebied zo ver om hier de schouders onder te zetten?
“Het vakgebied wil wel, het is nu aan de politiek om stedenbouwkundig ontwerp een belangrijke positie te geven in het ruimtelijk beleid. Met Panorama Nederland van het College van Rijksadviseurs is al een fundament gelegd. Dat gaat niet zo zeer over vergezichten. Je ziet nu ook dat gemeenten de Omgevingswet inzetten om een bredere visie over hun stadsontwikkeling te maken, terwijl hij daar eigenlijk niet voor bedoeld was. Maar ik juich het wel toe.”
“Het is overigens niet zo dat ontwikkelaars heldere kaders verafschuwen. Integendeel, veel vinden deze juist fijn. Vaak hebben ze naast een economische ook een maatschappelijke drive om aan de stad te werken, en dat kunnen ze ook goed, maar overheden moeten wel weten welke kant ze hen opsturen.”
Je bent groot voorstander van herstructurering op lokaal niveau, vooral wijkgericht. Hoe pakken we dat aan?
“Het wordt wellicht tijd voor een beter woord voor herstructurering. Dat begrip gaat nog veel uit van radicale veranderingen, alsof er teveel mis is met de bestaande stad of wijk, wat we alleen door grootschalige sloop en nieuwbouw kunnen oplossen. We moeten de bestaande stad juist niet radicaal willen veranderen, maar als uitgangspunt willen nemen.”
“Ik ben radicaal tegen radicaliteit. Natuurlijk moeten we de stad en haar wijken aanpassen aan de vraagstukken van deze tijd, maar dat red je ook met een precieze en integrale benadering. Dat wordt overigens, geheel ten onrechte, vaak verward met gebrek aan ambitie en ontwikkeling. Het is juist ambitieus en ook complex om integraal en met de bestaande stad als uitgangspunt te werken aan vernieuwing. Met veel projecten en ontwikkelingen worden nu slechts sectorale belangen gediend of deelvraagstukken opgelost. Wat veel meer gaat helpen om wijken beter en robuuster te maken, is een samenwerking tussen maatschappelijke ontwikkeling, de fysieke wereld en economie.”
Dat klinkt abstract. Kun je een praktisch voorbeeld benoemen?
“Ik denk dan aan de herstructurering van de Tilburgse wijk Groeseind. Alwaar we uitvoerig de woningvoorraad hebben geanalyseerd en alleen woningtypes hebben toegevoegd die meer diversiteit in de wijk brachten en zo het aanbod verbreedden. Daarnaast hebben we ook met een nieuw openbaar park de publieke ruimte verrijkt en groener gemaakt. Niet alleen voor nieuwe bewoners, maar vooral ook voor diegene die al hun hele leven daar woonden en door het toenemende autogebruik de wijk letterlijk hadden zien verharden. Of de Grunobuurt in Groningen, waar we samen met de inwoners hebben onderzocht hoe zij in hun wijk wilden gaan wonen en in welke woningtypen. We hebben samen met hen een typologisch onderzoek gedaan dat resulteerde in bouwblokken met een breed scala aan mogelijkheden.”
“Zowel in de Grunobuurt als in Groeseind hebben we vanwege de technische staat van de woningen best nog wel wat moeten slopen, maar dat hoeft helemaal geen uitgangspunt te zijn als je een wijk wil verbeteren of aan wil passen aan de vragen van huidige tijd. We hebben met De Zwarte Hond onder leiding van Daan Zandbelt ooit een onderzoek gedaan voor de IABR in 2016 waarbij we zagen dat je hoofdstraten, die nu vaak worden gedomineerd door het autoverkeer, zo kan herinrichten dat de stad niet alleen beter met klimaatverandering kan omgaan, maar ook dat de openbare ruimte weer een plek kan worden om te verblijven en te ontmoeten. Uiteindelijk levert dit een interessant economisch perspectief op en kunnen een breed scala aan bedrijven en bedrijfjes zich aan zo’n hoofdstraat vestigen en ontplooien.”
“Om bestuurders en ambtenaren te leren wat integrale oplossingen zijn en hoe deze voor het bereiken van hun ambities en doel in te zetten, hebben we het Kettingreactie Spel ontwikkeld [te downloaden via de website van De Zwarte Hond, red.]. We spelen het vaak met bestuurders en ontwerpers om oplossingen te bedenken die meer dan één vraagstuk behandelen. Dat zijn vaak kleine oplossingen die heel gericht in te zetten zijn. Dat moet ook wel. We streven te vaak naar een soort panacee, terwijl juist het preciezer begrijpen wat er nodig is op een bepaalde plek ons meer gaat helpen.”
Het vergt veel maatwerk om voor elk project uit te vinden waar behoefte aan is. Hoe zie je dat voor je?
“Op dat vlak is het jammer dat woningcorporaties uitgespeeld lijken. Zij kennen hun huurders en de technische staat van hun woningen het beste en daarmee ook de problematiek. Sommige corporaties hadden ook veel kennis van lokale en integrale gebiedsontwikkeling. Nu lijkt het alsof het slechts beleggers en verhuurders zijn voor hun eigen niche in de markt.”
“Ik merk bij sommige corporaties dat ze beseffen die kennis te missen. Zij zoeken interessante samenwerkingen op met ontwikkelaars die verstand hebben van gebiedsontwikkeling en een sociaal maatschappelijke drijfveer hebben. We werken in Lombardijen [wijk in Rotterdam, red.] bijvoorbeeld samen met een ontwikkelaar, corporatie en aannemer om, nog voordat we aan een project beginnen, samen te definiëren hoe we de opgave op gang kunnen brengen.”
“Je merkt, ik vind dat we het de laatste jaren niet heel goed hebben gedaan, maar ik ben echt niet pessimistisch over de toekomst. We weten wat we verkeerd hebben gedaan – tegenwoordig noem je dat een inschattingsfout – en ik denk dat we intussen op veel plekken weten wat we moeten doen.”
Welke rol speelt of zou de woningcorporatie hierin moeten spelen?
“De corporaties hoeven zich wellicht niet op te werpen als gebiedsontwikkelaar, maar de kennis over wat een wijk nodig heeft en waar je dat naartoe wilt brengen, moeten ze wel ontwikkelen. Dat moet over meer gaan dan technische zaken zoals een lek dak, namelijk ook over de behoeftes en vragen van hun huurders. Zij kunnen heel goed de verbinding leggen tussen ruimte en sociale vraagstukken. Dat is super waardevol.”
“De meeste mensen die werken aan sociale en maatschappelijke vraagstukken vinden het heel moeilijk, en dat begrijp ik ook wel, om hun kennis te abstraheren en ruimtelijk te maken zodat ze nuttige input kunnen leveren voor ruimtelijke ontwerpers. Zij kennen alle cases uit hun hoofd en denken vooral na over hoe ze die morgen opgelost kunnen krijgen. Dat is volstrekt legitiem, maar er moet ergens ook een vertaling worden gemaakt naar de oorzaak. Wat is de ruimtelijke component? Hoe kunnen we de ruimtelijke condities zo verbeteren dat het probleem op te lossen is? Corporaties kunnen wel die slag maken, omdat zij het ruimtelijke en sociale domein met elkaar kunnen verbinden.”
Uit jouw verhaal proef ik het verlangen naar meer of nieuwe samenwerkingsverbanden tussen corporaties, ontwikkelaars, aannemers, overheid en architecten. Klopt dat?
“Floor Ziegler [stadmaker, red.] zei tijdens een interview met NRC dat je visies niet achter de tekentafel moet maken, maar in de wijk moet rondlopen en met mensen moet praten wat er speelt. Veldacademie uit Rotterdam Zuid doet dat, via zachte data uit enquêtes en interviews. Daarmee krijg je begrip over wat de rol van ruimtelijke inrichting is in een problematieke wijk en hoe daar iets aan te doen is.”
“Die relatie tussen wat er aan de hand is en hoe we dat op papier zetten, is super belangrijk. Maatschappelijke ontwikkeling en het ruimtelijk domein kunnen elkaar namelijk nog niet goed verstaan. Dat is geen onwil. Hun perspectieven zijn simpelweg anders. Als ontwerper of stadsmaker moet je veel spreken om te begrijpen wat je aan die problematiek kan doen. Of hoe je kan werken aan een stad waar de ruimtelijk condities zo zijn dat ze welzijn en welvaart bevorderen. Dat de stad door de manier waarop ze is ingericht bijdraagt aan een gezond en gelukkig leven en dat de economie zich in de stad kan ontplooien. Daarvoor hebben we nog wel wat missiewerk te verrichten.”
“Toen ik net fris en fruitig als stadsbouwmeester in Groningen begon, riep ik alle ambtenaren van economie bij elkaar. Ik vroeg hen: wat kan ik voor jullie doen? Wat is jullie vraag aan mij? Hoe moet ik volgens jullie aan de stad werken? Het antwoord van de directeur van economische zaken vergeet ik nooit: ‘Overal met je handen vanaf blijven’. Hij zag stedenbouwkundigen als een beroepsgroep die alleen maar dingen onmogelijk maakten. Terwijl ik gewoon wilde weten wat op hun verlanglijstje stond om de economische ontwikkeling in de stad beter te faciliteren, zoals meer woningen voor expats of goede fietsenstallingen bij het station of betere openbare ruimte bij de kennisinstellingen. Sectoraal denken zit kennelijk diep in ons systeem en het vergt de nodige volharding om dat te doorbreken.”
“In elk project waar we met De Zwarte Hond aan werken beginnen we met onszelf en de opdrachtgever te bevragen wat de urgentie is van het project. Hoe kunnen we met de realisatie ook bijdragen aan een gezonder, groenere en gelukkiger leefomgeving? Dat vergt vaak het nodige duw-, trek- en denkwerk om dat op een goede manier te definiëren, maar als het lukt, krijg je er veel waardering voor. Het vergt een soort professionele empathie: je moet in de schoenen durven staan van anderen, of het nu bewoners, beleggers, aannemers of ambtenaren zijn. Wat zijn hun problemen, waar zijn ze mee bezig, wat zijn hun doelen? En probeer het vooral niet beter te weten dan zij, maar verrijk ze door de problematiek ruimtelijk te duiden.”
Wat wil je nog meegeven aan de sector?
“Als je aan de stad wil werken, moet je eerst begrijpen waarom de stad is geworden zoals hij is. Als je dat in je vingers hebt, weet ik zeker dat je tot betere en eenvoudigere oplossingen komt dan iets leegvegen en opnieuw beginnen.”
Over Jeroen de Willigen
Jeroen de Willigen is partner en creatief directeur bij architectenbureau De Zwarte Hond. Hij is opgeleid aan de Technische Universiteit Delft en in 2015 afgestudeerd in MCD (Master City Developer) aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Van 2016 tot 2020 was hij stadsbouwmeester in Groningen.
Dit artikel verscheen eerder in het vakblad Stedebouw & Architectuur, thema Renovatie & Herstructurering 2021. Jeroen de Willigen treedt in deze editie op als gasthoofdredacteur.
De hele editie is hier te downloaden.
Bij het thema van dit artikel betrokken organisaties
Meer artikelen met dit thema
Nieuwe locatie en datum voor ARCHITECT@WORK Amsterdam 2025
27 nov om 13:00 uurARCHITECT@WORK Amsterdam zal in 2025 plaatsvinden op een nieuwe, inspirerende locatie: De Kromhouthal, gelegen…
Bodem, water én natuur sturend
18 nov om 07:30 uurAls adviseur biodiversiteit en natuurinclusief ontwerp bij Sweco adviseert Gijs Meijer dagelijks over…
'Eerst lokale cultuur, identiteit en historie snappen'
15 nov om 07:30 uurAls stedenbouwkundige Tom van Tuijn start met een gebiedsontwikkeling, laat hij een ecoloog de wijk ingaan om…
Van Vinex naar NOVEX
12 nov om 07:30 uurWelke ervaringen met de Vinex-wijken kunnen helpen voor de ontwikkeling van de nieuwe NOVEX-gebieden? Het…
Dordrecht: vergroenen voor leefbaarheid en tegen hittestress
5 nov om 07:30 uurDe gemeente Dordrecht gaat fors investeren in het vergroenen van het centrum. Naast hittestress speelt ook…
Bomen basis van klimaatadaptieve en energievriendelijke stad
31 okt om 07:30 uurVolgens Joris Voeten vormen bomen de basis voor een natuurinclusief, klimaatadaptief en energievriendelijk…
Verduurzamen monumentale schoolgebouwen vergt lange adem, maar het kan wel
28 okt om 07:30 uurSchoolbesturen willen hun vastgoed graag verduurzamen. Maar hoe doe je dat als vastgoedprofessional bij een…
Transformatie: van fabrieksterrein tot cohousinggemeenschap
23 okt om 07:00 uurDe Belgische stad Gent pioniert op het gebied van collectief wonen. Ook kent de stad innovatieve…
Reactie toevoegen