‘We kunnen meer van bewoners verwachten’
Je bent al ruim 27 jaar betrokken bij Woningbouwvereniging Gelderland (WBVG). De betrokkenheid straalt er van af. Waar komt deze gedrevenheid vandaan?
“Ik ben van oorsprong een Achterhoeker van het platteland. Ik heb Bouwkunde in Eindhoven gestudeerd omdat ik niets beter te verzinnen had en rolde zo richting architectuur. Daarna belandde ik jarenlang in de kraakwereld, maar wel vanuit een maatschappelijke betrokkenheid: het behoud van panden die gesloopt dreigden te worden. Je moet je bedenken dat alles wat klassiek was en ornamenten bezat in de jaren ’80 weg moest, want het moest glad en strak worden.”
“Zo kwam ik als kraker in een oud klooster terecht dat door WBVG werd ontwikkeld tot woonruimte voor de krakers. De WBVG bestond toen pas een paar jaar en richtte zich op huisvesting voor jongeren, maar actieve krakers riepen luidkeels om hulp. Daar ging de WBVG op in. Via renovatietrajecten konden we bovendien een stukje werkgelegenheid verschaffen aan jongeren door hen mee te laten ontwikkelen en bouwen. Zo kwam WBVG op het spoor van groepshuisvesting, veelal in oude monumentale panden.”
‘Huurders moesten een huurverhoging van 23 procent moesten. Dat hebben ze allemaal gedaan’
“Vijf jaar later kreeg ik de mogelijkheid om te solliciteren bij WBVG. Dat was een heftige tijd, want door de brutering in 1995 bleek dat de organisatie financieel heel ongezond was en op termijn failliet zou gaan. Besloten werd om te fuseren, maar daar kwamen de bewoners van de kleine tweehonderd woningen van WBVG tegen in opstand. In die dynamiek verdween de voormalige directeur en werd ik aangenomen. Ik heb toen een overlevingsplan opgesteld, dat onder andere inhield dat huurders een huurverhoging van 23 procent moesten accepteren. Dat hebben ze allemaal gedaan.”
Een bijzonder verhaal! Het vertrouwen van de huurders in WBVG moet enorm zijn geweest. Hoe hebben jullie dat overeind gehouden?
“Mensen willen een gevoel van eigenaarschap ervaren, ook als ze een woning huren. Alleen mogen huurders vandaag de dag niet voor hun huis zorgen. In het verleden was dat anders, toen was je wel nog verantwoordelijk voor bijvoorbeeld het schoonmaken van je dakgoot, maar gaandeweg zijn ze steeds verder ontzorgd tot op het punt dat ze alleen maar huur hoeven te betalen. Dat heeft mij altijd gestoord. Mensen kunnen namelijk veel zelf.”
“Daarom zetten wij ons van meet af aan in voor collectieve woonvormen. Als je namelijk met een groep mensen de koppen bij elkaar steekt, kun je meer realiseren dan een rijtje individuele huishoudens, bijvoorbeeld door tuinen te delen of op energetisch vlak financieel voordeel behalen. Daarom zijn wij, toen we rond 2010 na jarenlang voorzichtig opereren weer op de been waren gekomen, allerlei projecten gestart met het collectief als unique selling point. Dat gaf ons bestaansrecht, want andere woningcorporaties deden dat niet terwijl we zagen dat er juist vraag naar collectieve woonvormen was en nog steeds is.”
Wat maakt dat collectieve woonvormen nu een gewilde en kansrijke oplossing is?
“Stel je woont in een individuele woning. Dan zijn op gegeven moment je mogelijkheden op, want je bereikt de grenzen van jouw woonruimtes, tuin en geld. Als je zaken collectiviseert, breid je die mogelijkheden uit. Je kunt tuinen combineren zodat je een groot park creëert of woonruimtes vrijspelen voor gezamenlijke (werk)ruimtes. Op die manier valt er op allerlei manieren winst te boeken. Zeker voor mensen die het niet breed hebben; daar slaat dit idee des te meer aan. En dat geeft prachtige resultaten. Niet alleen op hoe het georganiseerd is, maar ook voor de architectuur.”
“Bij standaard kavelbouw zie je rijtjeshuizen verrijzen met een voor- en achtertuin. Collectiviseer je, kan het zomaar zijn dat bewoners die voortuin weg doen, de huizen opschuiven naar de buitenste ring en zo als het ware rondom een grotere binnenruimte komen te wonen. De ring wordt bovendien groter, dus meer ruimte voor huizen op dezelfde kavel. Dat creëert een hele andere setting die bovendien verschilt per bewonersgroep. Zo zie je bij een ecologische woongroep bijvoorbeeld houtskeletbouw en groene daken.”
“Het belangrijkste argument voor collectieve woonvormen is de meerwaarde die je creëert. Ze leveren niet alleen eigenaarschap op, maar zijn ook betaalbaarder en duurzamer, zowel fysiek als sociaal. Die winsten zitten in elkaars verlengde: bewoners hebben aandacht voor elkaar én voor de buurt en omgeving. Die onderlinge relatie zie je eigenlijk altijd terug bij collectieve woonvormen.”
Collectief wonen betekent dus ook omkijken naar elkaar. Wat heeft dat voor invloed op de zorg die wordt verleend?
“Aandacht voor elkaar hebben betekent ook dat je er voor elkaar bent. Dat begint met boodschappen doen voor een zieke buur, of iemand naar het ziekenhuis rijden, maar het gaat vaak veel verder. Ik heb het vanuit mijn werk een aantal keer meegemaakt dat een bewoner overleed na een ziekteproces. Als je ziet hoe dat in zo’n groep wordt begeleid, dan schieten de tranen je in de ogen, zo mooi. Het laat zien wat mensen voor elkaar kunnen betekenen. Dáár doe ik het voor.”
“Dit gaat spontaan. Er zijn geen afspraken over dit soort zorg gemaakt. De crux daarin is het feit dat het wonen collectief is georganiseerd: je hebt samen een verantwoordelijkheid. Dat brengt mensen ertoe om na te denken over hoe ze willen wonen en hoe ze die verantwoordelijkheid moeten delen. Die basis is zo belangrijk voor dat soort gebeurtenissen, dat als iemand ziek wordt of overlijdt, dan gaan mensen automatisch voor elkaar gaan zorgen.”
Deze vorm van informele zorg kan in potentie institutionele zorg ontlasten. Hoe ver gaat dat?
“Als we het over oplossingen hebben, dan denk ik dat de institutionele zorg tegen zijn grenzen aan loopt. Je kunt er meer geld in steken, maar dan hapert het simpelweg op menskracht. We moeten dus wel de informele zorg stimuleren. Dat doe je niet door te leunen op mantelzorgers die zich het apezuur werken, maar door een breed draagvlak in de samenleving te creëren waaruit die zorg voortvloeit.”
‘Ik zeg vaak grappend: onze huurders ontzorgen ons als verhuurder’
“Er zijn best veel lokale initiatieven in zogenaamde buurt- en voorzorgcirkels die ambiëren een netwerk te creëren waarin men naar elkaar omziet. Dat kan in een traditionele buurt met huur- of koopwoningen, maar als je dat omzien naar elkaar ook in een organisatorische vorm koppelt aan wonen, kun je voor een groot deel de informele zorgmogelijkheden invullen. Je creëert dan namelijk een structuur die dit kan dragen, soms zelfs op een betere manier dan familieleden dat kunnen, want je hebt in feite 24-uurs zorg om je heen. Om dat te bereiken, is het belangrijk dat mensen hun medebewoners kunnen kiezen, zodat iedereen aansluit op die manier van wonen. Er kleven dus wat voorwaarden aan collectief wonen. Meer verantwoordelijkheden betekent ook meer rechten en plichten.”
En de woningcorporatie schuift dan meer naar de achtergrond, toch?
“Klopt. Ik hoor van collega-corporaties wel eens dat ze collectief wonen prachtig vinden, omdat bewoners dan hun werk gaan doen. Zo simpel werkt het niet. De crux is dat wij de bewoners faciliteren in hun behoeften, zodat zij eigenaarschap voelen en van daaruit taken willen uitvoeren die normaliter door de woningcorporatie worden uitgevoerd. Daarom zeg ik vaak grappend: onze huurders ontzorgen ons als verhuurder. Wij proberen per definitie zo min mogelijk voor onze huurders te doen. Dat klinkt misschien raar, maar bewoners vinden het juist fijn dat er zoveel mogelijk eigenaarschap bij hen wordt neergelegd.”
Je stelt dus voor om de verantwoordelijkheid van de institutionele zorg deels bij bewoners van collectieve woongroepen te leggen, net zoals jullie als WBVG verantwoordelijkheden aan bewoners overdragen. Klopt dat?
“De kwaliteit van reguliere zorg dreigt in de toekomst enorm achteruit te gaan. De zorgvraag stijgt enorm en als maatschappij zijn wij niet bereid het zorgsysteem mee te laten groeien. Dus, we hebben die informele zorg nodig. Het is een complex vraagstuk om collectieven een deel van de formele zorg over te laten nemen. Ik zie wel eens dat bij een Wmo-aanvraag de gemeente zegt: ‘De woongemeenschap vangt dat toch op?’ Maar dat legt een formele druk op het netwerk en dat ligt zeer gevoelig bij bewoners. Dan móet het ineens.”
“Toch denk ik, en dan voel ik mij een roepende in de woestijn, dat je meer van bewoners kunt verwachten in het bieden van zorg. Op bijeenkomsten hoor je vaak het voorbeeld: bewoners willen toch niet elkaars billen wassen? Ik denk dan: als de nood aan de man is, de thuiszorg er niet op tijd bij kan zijn en je buur niet meer zelfstandig naar de wc komt, doe je het dan echt niet? Ik denk van wel. Natuurlijk kun je het niet eisen. Wat doe je wel of niet voor iemand; het is een grijs gebied. Op het moment dat je onderlinge zorg kunt normaliseren, kun je gemakkelijker het etiket van ‘moeten’ er op plakken.”
Institutionele zorg leunt nog altijd sterk op harde cijfers. De informele zorg zoals je die hier beschrijft, blijft juist erg in zachte waarden hangen. Hoe zetten we dat in perspectief?
“Het is ook moeilijk concreet te maken. De oplossing zit hem in dat collectivisering een trend moet worden, omdat die sterk samenhangt met zorg. Dat zit hem in zo ontzettend veel kleine dingen die voor mensen die zo wonen juist heel vanzelfsprekend zijn. Vraag aan een willekeurige bewoner van een collectief wat zijn bijdrage aan de maatschappij is en hij zal het niet weten. Leg je vervolgens uit wat voor besparing zijn woonvorm oplevert voor de maatschappij, dan valt vaak het dubbeltje. Deze woonvormen zijn een cadeautje aan de samenleving doordat ze op zoveel vlakken kosten besparen.”
‘Deze woonvormen zijn een cadeautje aan de samenleving doordat ze op zoveel vlakken kosten besparen’
“Maar ja, het is niet altijd zichtbaar. We zijn dat besef kwijtgeraakt. In het verleden organiseerden we die sociale duurzaamheid uit nood en dat had absoluut meerwaarde. Nu is het anders: óf we individualiseren steeds verder óf we laten zaken overnemen door instituties of de overheid. Als we nu bepalen om die zaken weer bij de mensen zelf neer te leggen, maar dan in collectieve vorm – en ze te faciliteren, dat is belangrijk! – dan maak je op allerlei vlakken een enorme sprong vooruit. Dus, wat die meerwaarde in perspectief is? Zoveel, maar het begint vooral bij bewustwording.”
Wie is er nu aan zet om collectief wonen een stap verder te brengen?
“Je vraagt naar het ei van Columbus? Die is er natuurlijk niet. De belangrijkste speler is en blijft de burger, die moet de vraag manifest maken en met zijn vuist op tafel slaan. Er heerst een gevoel dat je verdwaalt in de instituties en systemen en dat maakt je als burger klein. Vorm je een collectief, dan word je sterker. Dat creëert een beweging die je nu ook ziet doorgroeien in de opkomende beweging van de wooncoöperaties en op allerlei andere fronten. Ook bij de gemeente is er nog een wereld te winnen om dit aan te jagen. Ook financieel moet er het nodige gebeuren, maar het begint bij de vraag van de burger om gefaciliteerd te worden.”
‘Geef mensen een bonus als ze gaan samenwonen en ik zweer je, dat levert tienduizenden, zo niet honderdduizenden woningen op zonder bij te hoeven bouwen’
“Collectief wonen heeft de toekomst. Je lost daarmee niet alleen het woningtekort op door de alsmaar voortschrijdende huishoudverdunning te stoppen, maar ook alle nevenschade die het bouwen van 900.000 woningen met zich meebrengt. Als we een andere bril opzetten en naar de problemen op de woningmarkt kijken, zul je zien dat het zoveel simpeler, sneller, leuker, fijner en betaalbaarder kan.”
“Het gaat om een mindshift binnen het systeem. Bijvoorbeeld: als je in de bijstand zit en je gaat samenwonen, dan word je gekort op je uitkering. Dat is gek, want je maakt juist woningruimte vrij en dat zou moeten worden gestimuleerd. Geef deze mensen een bonus als ze gaan samenwonen en ik zweer je, dat levert tienduizenden, zo niet honderdduizenden woningen op zonder bij te hoeven bouwen.”
Lees meer in Stedebouw & Architectuur, editie Bouw & Zorg 2023
Dit interview verscheen eerder in het digitale magazine van Stedebouw & Architectuur over Bouw & Zorg 2023. In het magazine vind je diverse artikelen over succesvolle vormen van collectief wonen, zoals Iewan in Lent of Ecodorp Zuiderveld in Nijmegen. Abonnees kunnen het magazine gratis lezen via onze digitale bibliotheek.
Nog geen abonnee? Bekijk hier de voordelen.
Bij het thema van dit artikel betrokken organisaties
Meer artikelen met dit thema
Kroniek van een aangekondigde nood
13 mrt om 16:00 uurHet magazine Stedebouw & Architectuur is vernieuwd! Met onder meer de nieuwe rubrieken Bouwiconen, Rapport…
Vernieuwde Stedebouw & Architectuur: Gezondheid & Welzijn
6 mrt om 13:25 uurHet fors vernieuwde nieuwe magazine van Stedebouw & Architectuur is net uit! In deze digitale editie zijn…
Vijf maatregelen om funderingsschade goed aan te pakken
1 mrt om 10:00 uurDe Raad voor de leefomgeving en infrastructuur verwacht dat vierhonderdduizend panden in Nederland te maken…
Doe mee: hoe denk jij over een gezonde openbare ruimte?
16 feb om 07:30 uurKunnen vuistregels voor de gezonde leefomgeving jou verder helpen? Het RIVM en het ministerie van…
Rijke biodiversiteit: gunstige invloed op gezondheid
15 feb om 07:30 uurBiodiversiteit heeft niet alleen betrekking op de planten- en dierenwereld. Een rijke biodiversiteit heeft ook…
Nieuwe zorgvisie met toekomstige woonvormen
14 feb om 07:30 uurMet een nieuwe, eigen zorgvisie - ‘Wonen met Zorg’ - wil INBO het gesprek aangaan met betrokkenen op het gebied…
Spaghetti aan regels belemmert huisvesting en zorg ouderen
12 feb om 07:30 uurIn 2014 besefte Bart Bijlsma dat het nieuwe overheidsbeleid, gericht op langer zelfstandig thuis wonen van…
Seminar De Bewoner Centraal 2.0 zet grote stappen vooruit
9 feb om 10:25 uurDe grootste uitdaging om de bestaande woningvoorraad te verduurzamen is niet de…
Reactie toevoegen