Wat doet de gebouwgebruiker als er brand uitbreekt?
Gebouwen worden ontworpen om gebruikt te worden. Aan dat gebruik heeft de wetgever in bepaalde gevallen voorwaarden verbonden, onder andere ten aanzien van het ontruimen van het gebouw in geval van nood. De bekendste wettelijke bepalingen zijn te vinden in de Arbowet en het Bouwbesluit.
Instellen van een bedrijfshulpverleningsorganisatie
De Arbowet en Richtlijn nr. 89/391/EEG bevatten voor de werkgever de verplichting om maatregelen te treffen voor eerste hulp, brandbestrijding en evacuatie van werknemers bij ernstig en onmiddellijk gevaar. Zo’n maatregel is bijvoorbeeld het instellen van een bedrijfshulpverleningsorganisatie (art 3 Arbowet). De leden van deze organisatie, de BHV-ers, zijn opgeleid om beginnende brand te bestrijden, in geval van calamiteiten eerste hulp te verlenen, te helpen met de ordelijke ontruiming van het gebouw en indien nodig de hulpverleningsdiensten te ontvangen en te verwijzen (art 15 Arbowet).
Hoe gaat ontruiming in zijn werk? Iemand moet de ontruiming in gang zetten. Bij overzichtelijke gebouwen kan dat bijvoorbeeld door luid roepen en een rondgang te maken langs alle ruimtes. Maar als een gebouw complexer wordt en luid roepen niet tijdig iedereen kan alarmeren, zijn andere maatregelen nodig. Het Bouwbesluit schrijft daarom voor dat een bouwwerk zodanige voorzieningen heeft dat een brand tijdig wordt ontdekt, zodat aanwezigen ook tijdig kunnen vluchten. Voor een aantal gebruiksfuncties worden hiertoe brandmeld- en ontruimingsalarminstallaties voorgeschreven (artikelen 6.20 en 6.23). In een speciale brochure geeft de rijksoverheid uitleg over toepassing van brandmeld- en ontruimingsalarminstallaties (BZK, 2014).
Typen ontruimingsalarminstallaties
Ontruimingsalarminstallaties kunnen worden onderverdeeld in drie hoofdtypen:
- Type A: de installaties waarmee de in het gebouw aanwezige personen via gesproken woord in kennis worden gesteld van de noodzaak om het gebouw te verlaten. Vaak gebruikt op plaatsen waar veel mensen aanwezig zijn, zoals stations, luchthavens en congrescentra;
- Type B: de installaties die een alarmsignaal (‘slow-whoop’-geluid) geven waarmee de aanwezige personen in het gebouw geattendeerd worden op de noodzaak om het gebouw te verlaten. Dit is het meest gebruikte type in allerlei soorten utiliteitsgebouw;
- Type draadloos stilalarm: de installaties die een elektronisch signaal doorgeven aan piepers van functionarissen, die vervolgens in staat zijn om in het gedeelte van het gebouw waar zij zich bevinden de ontruiming in gang te zetten. Gebruikt in bijvoorbeeld ziekenhuizen en zorgcentra en bedoeld om onrust en paniek te voorkomen.
Ontruimingsalarminstallaties kunnen worden gecertificeerd. NEN 2575 geeft eisen voor het ontwerp, de uitvoering, de compatibiliteit en de kwaliteit van ontruimingsalarminstallaties. Evenals voor andere installatie geldt dat onderhoud van groot belang is voor een correcte werking van het systeem. Ook het onderhoud aan een ontruimingsalarminstallatie kan worden gecertificeerd. De eisen aan het beheer, de controle en het onderhoud van ontruimingsalarminstallaties zijn vastgelegd in NEN 2654-2.
Vluchten
Als alarmering heeft plaatsgevonden, moeten voor het verlaten van het pand veilige vluchtwegen beschikbaar zijn. Het Bouwbesluit bevat daarvoor een aantal bepalingen. Daarnaast is op grond van het Bouwbesluit noodverlichting vereist. Als in geval van een calamiteit de reguliere verlichting uitvalt, kan paniek ontstaan. Een goede noodverlichtingsinstallatie kan dit voorkomen en stelt de aanwezige mensen in staat het gebouw snel en veilig te verlaten. Omdat noodverlichting bedoeld is te functioneren als de stroom uitvalt, wordt noodverlichting gevoed door een onafhankelijke energiebron.
Menselijk gedrag
Bouwregelgeving is gestoeld op een aantal aannames, in meerdere of mindere mate onderbouwd door empirische ervaring (zie bijvoorbeeld Kobes et al., 2010b). Een aanname betreft onder meer het gedrag van mensen bij brand. Literatuurstudie laat zien dat de kennis over het gedrag van mensen bij brand fragmentarisch is (Kobes et al., 2010a) en dat een groot aantal veronderstellingen onjuist is (NIFV, 2008).
In de afgelopen jaren is gepoogd deze kennislacune te dichten. Nederlands onderzoek naar zelfredzaam gedrag bij brand (Kobes, 2008; Kobes et al, 2010a) had als doel het verkrijgen van inzicht in het menselijk gedrag bij brand en de factoren die het veilig vluchten uit gebouwen mogelijk maken, dan wel belemmeren. De belangrijkste conclusies uit het onderzoek zijn:
• Voor het overleven van een brandsituatie is de reactietijd meer bepalend dan de loopsnelheid;
• Een alarmsignaal met gesproken woord wordt beter opgevolgd dan een slow whoopsignaal;
• Voor de keuze van de juiste vluchtroute is de lay-out van de vluchtroute meer bepalend dan de groene nooduitgangbordjes;
• Mensen gebruiken bij voorkeur dezelfde uitgang als die waardoor ze ook zijn binnengekomen;
• De mobiliteit bij brand is minder dan eerder werd aangenomen;
• Een BHV-organisatie is zeer positief van invloed op de reactietijd en de routekeuze.
Deze onderzoeksresultaten zijn anno 2015 onverminderd relevant, mede in relatie tot de grote veranderingen die in onze samenleving optreden in de huisvesting van kwetsbare groepen.
Ontwerpen
Zijn de noties uit het onderzoek inmiddels wat in het vergeetboek geraakt? Als dat zo is, past hier een krachtig pleidooi om ze – voor zover dat nog niet gebeurde: hernieuwd – te betrekken bij het ontwerpen van gebouwen. Dat mag misschien compliceren; het is al een toer om regelgeving, gebouwkarakteristieken en (beoogd) gebruik met elkaar te verbinden. Maar als in het ontwerpproces de mens centraal staat, voegt empirische kennis over het menselijk gedrag bij brand daar een wezenlijke dimensie aan toe.
Bronnenlijst
BZK (2014). Bouwbesluit 2012: brandmeldinstallatie en ontruimingsalarminstallatie. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Geraadpleegd op 10-03-2015 op bit.ly/bouwbesluit-2012
Kobes, M. (2008). Zelfredzaamheid bij brand: kritische factoren voor het veilig vluchten uit gebouwen. Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Geraadpleegd op 10-03-2015 op bit.ly/zelfredzaamheid-bij-brand
Kobes, M., Helsloot, I., Vries, B. de, & Post, J.G. (2010a). Building safety and human behaviour in fire: A literature review. Fire Safety Journal 45 (1), 1-11
Kobes, M., Helsloot, I., Vries, B. de, Post, J.G., Oberijé, N., & Groenewegen, K. (2010b). Way finding during fire evacuation; an analysis of unannounced fire drills in a hotel at night. Building and environment 45 (3), 537-548
NIFV (2008). Zelfredzaamheid bij brand. Tien mythen ontkracht. Arnhem: Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid Nibra. Geraadpleegd op 10-03-2015 op bit.ly/tien-mythen-ontkracht
(Bron: dit artikel is geschreven door Willem van Oppen, van Het CCV.)
Reactie toevoegen