Omgevingsvisie Amsterdam: de zoektocht naar de complete stad
“De allerbelangrijkste visie uit het document”, vertelt Van Doorninck, “is de wijze waarop we een internationaal aantrekkelijke stad als Amsterdam leefbaar en betaalbaar houden.” Dit is gebaseerd op de gentrificatie waar vele steden over de hele wereld onder gebukt gaan, aldus de wethouder, voortkomend uit de sterke groei die ze doormaken. “Inwoners krijgen daardoor het gevoel dat ze hun stad kwijtraken. Dat gebeurt nu ook in Amsterdam.”
De complete stad
Amsterdam is een aantrekkelijke stad, mede door de vele huizen die erbij zijn gebouwd als antwoord op de woningnood. Maar, zegt Van Doorninck: “Alles wat erbij hoort om een complete stad te zijn – voorzieningen als groen, sport en infrastructuur – konden we nauwelijn. Amsterdammers zagen hun stad veranderen en verloren hun grip erop. Des te meer omdat huizen peperduur zijn geworden, want het zijn de ideale beleggingsobjecten. Amsterdam is een stad geworden waar het kapitaal zich op de plek van het meeste rendement nestelt. Dat willen we niet zijn, dus hebben we een Omgevingsvisie nodig om terug te gaan naar de kern: welke stad willen we zijn en hoe worden we die?”
Volgens de wethouder moet de stad weer grip krijgen op de voordelen van groei, met alle facetten van dien. Een complete stad, noemt Van Doorninck het. Tegelijkertijd moeten de nadelen van groei ‘niet weggepoetst worden, maar bij de kern aangepakt worden’. Dit wordt in de Omgevingsvisie in vijf pijlers uitgewerkt. Een van de meest opmerkelijke pijlers is de wil om niet meer buiten de grenzen van de stad te bouwen. Volgens Van Doorninck maak je daardoor de stad juist groter: “We kiezen voor meer grootstedelijke centra, elk met een eigen identiteit die ontwikkelt op een manier die bij de bewoners van dat stadsdeel past.”
Niet buiten de grenzen bouwen is volgens de wethouder juist een efficiënte en vooral duurzame keuze. “Veel mensen gaan van dezelfde voorzieningen gebruik maken”, zegt ze. “Je hoeft dus geen nieuwe infrastructuur of elektra aan te leggen, wat op het platteland wel zo is.” Daar zit ook een sociaal element aan. “We willen onze consumptie en CO2-uitstoot flink naar beneden schroeven volgens klimaatneutraliteit en de circulaire economie. Dat wil zeggen: dat inwoners van Amsterdam en andere steden niet te lijden hebben onder de groei doordat er grondstoffen opraken.” Van Doorninck stipt hierbij het concept van de Donuteconomie aan, waarin een sterk sociaal fundament leidend is voor de economische welvaart.
De stad in zichzelf keren
Niet buiten de stad bouwen creëert een complexe opgave om de gebouwde omgeving ten volste te benutten. Van Doorninck legt uit hoe Amsterdam dat wil doen: “We willen de stad volgen, niet de stad iets opleggen. Daarom willen we naar een meerkernige ontwikkeling. In elke kern gebeurt iets, maar niet op dezelfde manier of met dezelfde ingrediënten. Naast het centrum heb je dan ook bijvoorbeeld het Osdorpplein in Nieuw-West of de ArenAPoort in Zuidoost die een eigen stedelijkheid hebben.”
Door te werken volgens een meerkernige ontwikkeling, wordt het centrum ontlast en wordt het ‘gevoel van ontheemding’ weggenomen. “Het centrum wordt niet meer alleen voor toeristen, maar ook weer voor de Amsterdammers”, aldus de wethouder. Reden hiervoor is omdat elke kern moet gaan genieten van zijn eigen voorzieningen en niet meer afhankelijk is van het centrum. “Zo heeft de groei van de stad geen negatieve werking op buurten verder van het centrum, maar juist een positieve.”
Een meerkernige ontwikkeling is bovendien niet alleen een kwestie van ontlasting van het centrum. “Amsterdammers krijgen ook meer keuzes”, zegt Van Doorninck. “Toen ik studeerde, ging je naar het centrum om uit te gaan. Nu woon ik in de Indische buurt, waar eerst nooit iemand uitging, maar intussen kun je er heerlijk drinken, eten, dansen, et cetera. In buurten heb je zulke voorzieningen ‘in het klein’, maar in kernen wordt dat veel meer stedelijk. Dat past ook sterke bij hoe Amsterdammers hun stad beleven.”
Groter, maar ook kleiner
Die verdichting heeft alles te maken met mobiliteit. Van Doorninck legt uit: “Er moeten 150.000 woningen bij in de stad in de komende 30 jaar. Als je het autogebruik laat meegroeien, staat Amsterdam muurvast.” Het antwoord is volgens de wethouder een fijne, gezonde en veilige openbare ruimte. “En dus een andere plek voor de auto in de stad. Kijk bijvoorbeeld naar de Staatsliedenbuurt: dit is een van de dichtstbevolkte wijken van de stad, maar ook zeer leefbaar doordat die groen en autoluw is. Dat willen we in de hele stad doen.”
Meer parken, meer ruimte voor voetganger en fiets en juist minder parkeerplekken; een toekomstbeeld dat steeds vaker resoneert bij professionals. Dat is niet vreemd, want ook autobezitters zijn gebaat bij deze ontwikkeling. “Moet je echt met de auto, dan heb je ook meer ruimte”, zegt Van Doorninck, “want al het andere vervoer is verplaatst naar ov of fiets. We gaan dus niet noodzakelijk naar minder verkeer in de stad, maar naar een andere verdeling.”
Dit stadsbeeld past perfect bij de meerkernige ontwikkeling, stipt de wethouder aan. “Als je nu van het centrum naar Nieuw-West gaat, doe je dat via brede autowegen zoals de Lelylaan. Als je die transformeert naar stadslanen waar je maximaal 30km per uur mag, dan kun je langs die laan huizen en voorzieningen bouwen. Zo wordt de overgang tussen kernen niet meer zo gefragmenteerd.” Ze neemt de overgang tussen het centrum en de Pijp als voorbeeld: “Je gaat geleidelijk van kern naar kern, wat je ziet aan andere winkeltjes en een andere cultuur.”
Belangrijk in dit concept is dat de kernen nog steeds Amsterdam zijn. De verschillen tussen de kernen bieden voor keuze. “Zo houd je de gebieden ook aantrekkelijk”, zegt Van Doorninck. “In elke kern is er iets waar elke Amsterdammer zich mee verbonden voelt. Als je in Nieuw-West woont, kun je bijvoorbeeld uitgaan in Zuid-Oost, of naar Theater de Meervaart als je in Noord woont. Eigenlijk maak je de stad groter, maar ook kleiner, omdat je alles via prettige stadslanen bereikbaar maakt.”
Samen de stad maken
De ambitie van Amsterdam is hoog. Dat moet ook, vindt Van Doorninck, want de stad staat voor grote uitdagingen. Toch rest de vraag: hoe borg je de uitvoering? “Wat je niet wil, is dat we deze pijlers uit het oog verliezen”, vertelt ze. “Dat gebeurde met de vorige structuurvisie. Daarom gaan we monitoren, maar ook met zoveel mogelijk partners samenwerken. Bouwers kijken namelijk ook steeds meer naar het complete plaatje, naar wat een buurt nodig heeft. Door die samenwerking willen we een complete stad zijn en blijven.”
Leidend in de Omgevingsvisie is het idee dat Amsterdammers meer meewerken en -besluiten hoe de stad zich ontwikkelt. Bijvoorbeeld, zegt Van Doorninck: “Hoe vergroen je jouw omgeving of hoe bouw je jouw eigen woning? Niet alleen in de vorm van zelfbouw, maar ook door wooncoöperaties aan te laten haken.” Vooral de coöperaties zijn een belangrijke speler in deze ontwikkeling, zegt ze. “Vastgoed heeft een beleggingsfunctie gekregen, maar bij wooncoöperaties blijft de waarde in het gebouw en dus bij de bewoners.”
Als het aan Van Doorninck ligt, moeten we af van het streven naar financiële waardeontwikkeling op korte termijn. Door te richten op brede waardecreatie op lange termijn moet Amsterdam terug naar ‘wat een stad een stad maakt’. Waar mensen wonen en werken. “Dat doe je niet in één keer”, geeft ze toe. “Daar moet je afspraken voor maken, samen met Amsterdammers en ontwikkelaars. Ik vind het ook echt leuk als een belegger op lange termijn betrokken raakt en niet alleen maar denkt: ‘Wat kan ik eruit halen?’.”
“We zijn nu bijvoorbeeld met beleggers in gesprek om te praten over eeuwigdurend middenhuur. Wij kunnen het namelijk wel bouwen, maar na de eerste verkoop is de woning drie keer zo duur. Dat doen de prijzen nu. Als je met beleggers en corporaties ervoor kunt zorgen dat middenhuur én middenduur betaalbaar blijft, kun je ook verschillende soorten mensen in je stad vertegenwoordigen.” Van Doorninck haalt hier een schrijnend voorbeeld uit Londen aan: “Daar ging een basisschool bij slecht weer dicht. Niet omdat de kinderen niet naar school konden, maar omdat de leraren niet in de buurt van de school woonden. Dat was te duur. Je wil dus een stad waar iedereen vertegenwoordigd is. Dat doe je door woningen niet alleen betaalbaar te bouwen, maar ook te houden.”
Leren van Amsterdam
Dit inkijkje in de ambities van Amsterdam als de complete stad kan een bron van inspiratie zijn. Immers is het streven voor verdichting, autoluwe kernen, fijne openbare ruimtes en sociale cohesie iets waar elke stad, groot of klein, achter kan staan. Volgens Van Doorninck is dit het beste haalbaar door ‘heel erg veel mensen in je stad mee te laten denken’. “Veel mensen krijgen het gevoel dat ze hun stad kwijt raken”, zegt ze. “Dat is door meer dan alleen stedelijke ontwikkelingen. In een globaliserende wereld die steeds meer digitaal wordt, raak je het gevoel van zeggenschap en eigenaarschap gauw kwijt.”
“Groepen inwoners die iets te zeggen hebben over hun stad moeten vaker gehoord worden”, vervolgt ze. “Dit zijn mensen die dagelijks van de stad gebruik maken. Zij zien wat er nodig is om de ziel ervan te behouden. Het leuke is: als je ze betrekt, voelen ze zich ook uitgedaagd. Ze worden onderdeel van de verandering en vechten daarmee tegen het gevoel van ongemak en onvermogen.” Diversiteit van stemmen is bovendien cruciaal, zegt Van Doorninck. “Samen de stad maken zit wat ons betreft ook in de stemmen laten horen die normaal niet gehoord worden.”
De wethouder neemt de vrouwenadviesgroep Women make the city als voorbeeld, die opgericht is in aanloop naar de Omgevingsvisie. “Dit is een groep vrouwen uit voornamelijk Nieuw-West en Zuidoost die normaal niet bij stedenbouwkundigen aan tafel zitten, maar heel goed weten wat de stad nodig heeft. Zo zorgen we ervoor dat het niet alleen individuen zijn die participeren, maar communities die goed georganiseerd zijn en daardoor sneller de weg naar de overheid weten te vinden.”
Volgens Van Doorninck is dit een cruciaal thema voor stedenbouwkundigen. Immers: “Zij plannen twintig jaar vooruit, maar buurtbewoners zien pas verandering als een project zicht ontvouwt. Wij vergissen ons wel eens hoe ingrijpend dat is.” Inwoners kunnen en willen daar een stem in hebben, of ze nou in een huur- of koopwoning wonen. “Eigenaarschap wordt nog te vaak verward met bezit. Daar willen we met de Omgevingsvisie stappen in zetten, maar we moeten nog veel leren. Samen de stad maken is heel spannend.”
Bij het thema van dit artikel betrokken organisaties
Meer artikelen met dit thema
Dashboard leefomgeving op basis van ‘marktgedragen data’
14 okt om 07:30 uurMet het binnenkort te lanceren Nationaal Dashboard Duurzame Leefomgeving is er een nieuwe tool beschikbaar die…
Met Tweede Groene Ring nieuwe ruimtelijke kansen voor Leiden
9 okt om 07:30 uurOpgaven als de energietransitie, mobiliteit en de enorme woningbouwopgave leggen in elke gemeente een claim op…
Landschapsarchitectuur en beweegvriendelijkheid in Apeldoorn
8 okt om 07:30 uur“Ik heb me altijd gericht op de buitenruimte”, begint landschapsarchitecte Linda Hooijer. “Wat mij aantrok in…
Ontdek spelenderwijs de voordelen van optoppen
7 okt om 07:30 uurOptoppen is het lievelingetje van veel instanties en organisaties, maar dan zijn daar nog de omwonenden. En hun…
S&A Podcast Luisterlandschap: Gebiedsontwikkeling 4.0
2 okt om 12:00 uurNaast zijn bijdrage als gasthoofdredacteur van het uitgebreide magazine Gebiedsontwikkeling spraken we Gert-…
Nog steeds meer nieuwbouw in kwetsbare gebieden
2 okt om 07:30 uurOndanks bodemdaling en gevaar van overstromingen neemt het aandeel van nieuwbouwwoningen in die gebieden toe.…
Placemaking belangrijk vanaf start gebiedsontwikkeling
30 sep om 07:30 uurAfgelopen week vond in Rotterdam de Placemaking Week Europe 2024 plaats. In dat…
Nederland in beweging met Sportzones
26 sep om 07:00 uurMet z’n allen torsen we te veel overgewicht mee en mede daarom moet Nederland in beweging komen. Hét nieuwe…
Reactie toevoegen