De drive om grenzen te verleggen
Je hebt je altijd nadrukkelijk beziggehouden met innovatie; als architect, als hoogleraar. Wat is je drive, waarom steeds weer grenzen verleggen?
“Ik denk dat het te maken heeft met een onderzoekende natuur. Op de TU/e hebben we met de andere faculteiten eens de karakteristieken van een ingenieur, in vergelijking met die van andere wetenschappers, proberen vast te leggen. Een ingenieur is nieuwsgierig en praktisch en combineert die eigenschappen met een wetenschappelijke aanleg. Een ingenieur gaat het experiment niet uit de weg. Daarom voel ik me wel thuis bij ingenieurs.
Mijn drive is nieuwsgierigheid en net als ingenieurs wil ik graag grenzen verleggen. Niet welbewust; het zit in je. Met die ingenieursattitude werk ik als architect maar ook indertijd als hoogleraar. De mogelijkheden om grenzen te verleggen – in ieder geval om over de grenzen van je eigen vakgebied heen te kijken – zijn wat ruimer als hoogleraar. Het is in die functie makkelijker - en meer vanzelfsprekend – om met andere vakdisciplines samen te werken.”
In je carrière heb je heel veel innovaties langs zien komen. Wat is je top vier?
Bedenk wel dat veel innovaties, hoe veelbelovend ook, de eindstreep niet halen, en uiteindelijk geen stempel drukken op de bouw- en ontwerppraktijk. Een voorbeeld van zo’n (geweldige) innovatie die geen succes is geworden, is de Phillips- of Polynormwoning van Alexandre Horowitz (uitvinder van het Philishave scheerapparaat, jaja), ontwikkeld in een periode van materiaalschaarste en woninggebrek, zo rond de jaren vijftig van de vorige eeuw. Alle elementen voor de woning waren prefab.
Het concept bestond uit heel veel losse onderdelen, zoals een verdiepingsvloer, met metalen platen en liggers en daaronder plafondplaten, die terplekke aan elkaar werden gebout. Er is een foto van een straat waar al die in het werk te monteren onderdelen waren uitgelegd. Een hele straat vol! De montage was arbeidsintensief, dat was toen nog geen probleem. In 1951 werden in de wijk Lievendaal, in opdracht van Philips, 221 van die woningen gebouwd. Maar daarna werd het langzaam stil. De woningen van Horowitz werden te duur. Het in elkaar sleutelen van die woningen vergde te veel tijd. Dat merkten we enkele jaren geleden nog, toen wij vanuit de TU/e zo’n woning demonteerden en weer opbouwden op het TU/e terrein. Daar gingen heel veel uren in zitten. Dat nekte deze innovatie: te duur door de stijgende lonen.
De tweede innovatie die ik wil noemen is de bollenvloer. Nog heel goed herinner ik me hoe een vertegenwoordiger aan mijn bureau stond met een kunststof bol in zijn handen. Daarmee kon je beton besparen in vloeren. Ik had daar forse twijfels over. Enkele jaren later werd deze nieuwe techniek door de TU/e vakgroep Construction Management & Engineering uitvoerig in het laboratorium beproefd. Met positief resultaat. Inmiddels zijn er duizenden vierkante meters bollenvloeren gemaakt. Hoewel nu verschillende gebouwen problemen door deze vloer hebben, doet dit niets af aan de kracht van deze innovatie. Want de hechtingproblemen waar de bollenvloer nu mee kampt, hebben niets te maken met het concept zelf, maar zijn in hoofdzaak een gevolg van een onjuiste uitvoering. Ik blijf erbij: de bollenvloer is een zeer geslaagde innovatie.
Een derde belangrijke innovatie heeft te maken met de isolatie van gebouwen. Dat begon feitelijk met de spouwmuur, door L. Zwiers geïntroduceerd in zijn baanbrekende boek Kleine woningen (1923) (1). Nu zijn we zover dat woningen nauwelijks meer energie nodig hebben om comfortabel te zijn. Met dank aan de innovatieslag in isolatie.
Een vierde innovatie - ik mag er helaas maar vier noemen - is het digitale tekenen. Toen ik mijn bureau begon, begin jaren tachtig, tekenden we alles nog met de pen. Wijzigingen werden met krassen en opnieuw intekenen verwerkt. Dat is niet meer aan de orde. Het digitale tekenen heeft de werkwijze enorm veranderd. Wijzigingen, aanpassingen, verbeteringen worden integraal meegenomen. En kunnen ook niet meer als meerkosten verrekend worden. Nadeel was de geringe mate van integratie van de verschillende systemen. Tijdens de fusie van mijn bureau met dat van anderen, in 2000, hebben we meerdere tekensystemen op elkaar af moeten stemmen. Een enorme operatie. Met de huidige generatie systemen, en met de invoering van BIM, is dat ook al weer verleden tijd.
Bouwagendavoorman Wientjes predikt de revolutie. Ben je het eens met Wientjes of kies je voor evolutie?
John Habraken, de schrijver van het interessante boekje ‘aap, noot, mies, huis’, en de eerste decaan van de faculteit Bouwkunde TU/e, deed zijn beklag eens tegen mij dat zijn Open Bouwen ideeën, vervat in het SAR-maatsysteem, uiteindelijk niet geïmplementeerd zijn (2). Ik zie dat anders, ik ben ervan overtuigd dat al deze ontwikkelingen in de tijd wel zijn geïmplementeerd, alleen steeds weer in een nieuwe verbeterde vorm. Het is geen oude wijn in nieuwe zakken, maar steeds betere wijn in nieuwe verpakkingen.
Habraken introduceerde met de SAR een maatafsprakensysteem, met het doel om middels slimme industrialisatie variatie en differentiatie in de woningbouw mogelijk te maken. Hier kwam het ‘Open Bouwen’ uit voort. Later werd dit ondersteund met een vier jaar durend IFD ( Industrieel Flexibel en Demontabel) subsidieprogramma van de overheid.
Mijn standpunt is: innovatie vereist een lange adem, is een evolutionair proces.
Met een schuin oog naar de bouwsector constateert Wientjes dat innovatie in de bouwsector te traag gaat. Andere sectoren innoveren meer en sneller?
Mensen praten elkaar na en verdiepen zich niet echt in het onderwerp. Vaak wordt als voorbeeld de auto-industrie genoemd. Ik vind dat een hele slechte vergelijking. Is de auto-industrie wel zo vernieuwend? Het is pas sinds de introductie van de elektrische auto dat er echt wat gebeurt. En dan nog worden ontwerpen gemaakt in het idioom van 1900. De Tesla bijvoorbeeld heeft geen kooiconstructie meer, maar de auto lijkt wel op een gewone staal geperste kooiauto. Feitelijk kan de vrijheid van het accuplatvorm veel beter gebruikt worden en hoeft de Tesla helemaal niet meer op een traditionele auto te lijken. Honderd jaar geleden was de eerste auto ook een koets zonder paard. Maar wat dat betreft verandert er weinig in de auto-industrie, het oude ontwerpidioom bepaalt het uiterlijk van de high tech auto’s van nu.
De bouw doet het heel wat beter?
De ingenieursattitude die ik hiervoor noemde, zit echt wel in de genen van de bouw- en ontwerpkolom. Kijk maar eens wat in de wederopbouwperiode is gepresteerd. Met overheidssteun werden honderdduizenden woningen uit de grond gestampt. Door rationeel en niet-traditioneel te bouwen (3). Er is toen zeer veel en heel snel geïnnoveerd. Innovaties zijn sindsdien verder gegaan wat onder andere resulteerde in een enorme kostenreductie. De bouwkosten van een woning liggen nu vele malen lager dan die van een vergelijkbare woning uit de jaren twintig van de vorige eeuw. En: huidige woningen zijn kwalitatief veel beter en veel sneller te bouwen. Ook weer door innovatie. En kijk eens naar de hoogbouw met torens van 200 meter hoog in Nederland of 800 meter in Dubai. Daar zit een geweldige innovatie achter. Complex De Rotterdam van OMA bijvoorbeeld, een immens gebouw, is in een paar jaar gebouwd.
Innovatie in de wederopbouwperiode werd door de overheid gestimuleerd. Wie doet dat nu?
Wij hebben in Nederland een cultuur van experimenteren en innoveren. Met dank aan de overheid die de wederopbouw krachtig heeft gestimuleerd. Dankzij de woningbouwverenigingen konden experimenten gerealiseerd worden en nu zijn we zover dat we voor innovatie de overheid niet meer nodig hebben. Innovaties als self-healing materials worden door de markt, vaak in samenwerking met de TU’s, ontwikkeld. De overheid heeft in dit soort innovaties geen echte rol meer.
Wat maakt een innovatie tot een succes?
Belangrijk is dat de partijen inzien dat er veel te winnen valt bij innovatie. Dat innovatie loont. Dat wil niet zeggen dat alle betrokkenen direct overstag gaan. Er is veel koudwatervrees. Gewoonlijk is een innovatie afwijkend van wat men gewend is en dus risicovol. Maar op de lange termijn kan zo’n innovatie zeer lucratief zijn, dat besef moet tussen de oren komen. Het liefst bij de top van het opdrachtgevende bedrijf. Ik heb op dat punt veel geleerd van project XX in Delft (een kantoorgebouw met een lifespan van twintig jaar).
Met de directievoorzitter van Wereldhave aan tafel konden we een jaar lang alle hoeken van dit experiment uitzoeken. Een gebouw van glas? Of van karton? Architect, zeg het maar. Maar dan de horde van de uitvoering! Het gebouw dat we uiteindelijk hebben gemaakt 20 jaar geleden, dreigde in de uitvoering teruggedraaid te worden tot een ‘normaal’ gebouw. Uitvoerende partijen lagen dwars. Onder druk van de directie van Wereldhave bleven de uitgangspunten overeind, met alle innovaties.
Toen begreep ik dat je alleen kunt innoveren als de top van het (betalende) bedrijf de innovatie ondersteunt. Dat staat ook te lezen in het boekje ‘De kunst van rekbaar vastgoed’ dat ik met Henk Bouwmeester en Gert-Jan van de Brand naar aanleiding van het XX gebouw heb geschreven (4). Als de top van het bedrijf de innovatie niet omarmt en de medewerkers het belang niet onderstrepen dan verzandt de innovatie.
Welke segmenten blijven achter in de bouw- en ontwerppraktijk?
De installatietechniek kan nog stappen zetten. Die branche is nog te veel gericht op de handel in pijpen, buizen en machines. En niet op de ontwikkeling van essentiële verbeteringen. De sector excelleert in risicomijding. Dat zit daar erg diep. Mede in de hand gewerkt doordat installatietechniek niet in direct contact staat met de klant.
Terwijl bouwbedrijven door opdrachtgevers onder druk worden gezet om risico’s te nemen en te innoveren (onder het motto: klant centraal), staat de installatietechniek wat verder af van de opdrachtgever en consumenten en kiest al gauw voor een veilige en behouden route. Dat conservatisme, die afstand tot gebruikers en opdrachtgever – daar hebben de bouw- en ontwerpkolom last van. Probeer als architect maar eens een keuze te maken uit het enorme aanbod warmtepompsystemen. Dat lukt je niet. En als de installatiebranche openstaat voor vragen dan wordt elke vraag al gauw beantwoord met techniek - installateurs weten niet beter. Ze zitten vast aan hun pijpen, en hun machines.
Dat het misschien ook anders kan – die vraag leeft niet of nauwelijks. Wellicht kan door een ander bouwproces, waar de producent van de installaties al in een vroege fase van het project aan tafel zit, vernieuwing worden bereikt?
Je hebt je altijd nadrukkelijk beziggehouden met duurzaamheid. Je bouwde de eerste C2C woning, met Villa Zebra brak je een lans voor circulariteit - zie je in duurzaam bouwen nog ruimte voor innovatie?
In het begin van de jaren tachtig begon de milieuproblematiek steeds duidelijker te worden, waardoor de milieubelasting van bouwmaterialen belangrijk werd. Toen ontstonden de eerste lijstjes van wel en niet toe te passen materialen.
In het verlengde van deze discussie introduceerde ik de lifespan-benadering met het project XX kantoor. Tien jaar later werden in Nederland de principes van Cradle to Cradle (C2C) uitgerold. Dat was weer een stapje verder, een nog bredere benadering om de footprint van een product in kaart te brengen. Circulariteit is daar een essentieel element in. Het paste naadloos in het overheidsbeleid om de CO2 uitstoot te verminderen. Dus de vraag of ik nog ruimte zie voor innovatie, beantwoord ik met een volmondig ja. De enorme publieke druk om de CO2 uitstoot te verminderen wordt in de bouwkolom opgepakt.
Welke innovaties volg je met meer dan gemiddelde belangstelling?
Er zijn, zoals ik al aangaf, zoveel innovaties. Neem nu het ontwerpproces. Tot voorkort maakten we een schets, soms een maquette en in ieder geval enkele renderings van een 3D opzet. De introductie van de VR-bril gooit dit aardig op zijn kop. Daar zit ook een gevaar in. Steeds meer neemt marketting de lead door de klanten met een VR-trip door, over en langs het gebouw te verleiden tot aankoop. Daarna komt het ontwerp. Dat is dan in principe al vastgesteld door de marketting. Design wordt zo leidend, dit kan je een ontwerpprocesinnovatie noemen.
Wat is je toekomstbeeld - hoe ziet de bouw er over 10-20 jaar uit?
Zeker als kwantiteit een rol speelt, zoals in de woningbouw, zal industrialisatie flinke vooruitgang boeken. IKEA laat Nederland nu nog links liggen. Maar lang zal dat niet duren. In het oosten van het land staan geweldige woningfabrieken die in de fabriek het gehele huis op klantspecificatie gereed maken. Ontwerp, onderzoek en productie gebeuren allemaal in de fabriek. Op de bouwplaats is dan nog slechts een maand nodig voor de montage en afwerking.
Maar dé innovatie komt uit landen met een explosieve bouwopgave. Booming steden in Rusland, China - daar is de productie gigantisch en daarmee de innovatiedrang, om sneller en kosten efficiënter te bouwen. Zoals wijdat deden in de wederopbouwperiode. Na een bezoek aan die steden keek ik toch met andere ogen naar onze bouwproductie. In vergelijking met wat daar gebeurt, is het bouwen in Nederland meer een vorm van groot-onderhoud.
Dit is een artikel uit de Innovatiecatalogus 2019. Lees meer van de Innovatiecatalogus in onze bibliotheek.
Bij het thema van dit artikel betrokken organisaties
Meer artikelen met dit thema
Aanscherping MPG in ijskast? Open brief aan Mona Keijzer
17 okt om 15:00 uurEerder schreef Hugo de Jonge, voormalig minister van Binnenlandse Zaken, in een brief aan de Tweede Kamer dat…
Pleidooi nieuwe bouwcultuur tijdens ARCHITECT@WORK
3 okt om 07:30 uurTijdens de tweedaagse beurs ARCHITECT@WORK werd in diverse lezingen een beeld geschetst van de nieuwe…
Circulair icoon wint Active House Award
9 sep om 07:30 uurDe transformatie van een voormalig militair opleidingsgebouw tot een circulaire hub met nieuwbouwwoningen heeft…
Super Skin voor gevels en interieurs in Ahoy
24 jul om 07:30 uurTijdens ARCHITECT@WORK, op 11 en 12 september in Rotterdam Ahoy, staat er onder het motto 'Super Skin' een…
Polderlab Delft koppelt theorie aan praktijk
11 jun om 07:30 uurHoe ziet de polder van de toekomst eruit? Dat wil ZUS gaan onderzoeken door theorie en praktijk te koppelen in…
En wat als we nu wél toekomstbestendig gaan bouwen?
7 jun om 07:30 uurVurig pleidooi van Marrit van der Schaar (Provincie Utrecht) om toekomstbestendig te (gaan) bouwen. Een visie,…
Workshop Circulair inkopen: prikkel voor ketensamenwerking
4 jun om 07:30 uurHet versnellen van de transitie naar een volledig circulaire economie vereist een verandering in de manier…
Toekomstbestendig bouwen: slim, duurzaam en betaalbaar
30 mei om 07:30 uurMartin Huiskes is architect en partner bij LKSVDD architecten. Het bureau richt zich op het maken van ‘…
Reactie toevoegen