‘Begrijp de mondiale dimensies én de lokale effecten’
Mycelium is er een voorbeeld van. Hebel zoekt ook graag de draad naar de bouwpraktijk: met UMAR, met het Mehr.Wert.paviljoen en met zijn eigen huis. “Ik heb de bouwvergunning binnen om mijn huis 3D te printen met mycelium.”
Auteur: Hans Fuchs
U bent als professor verbonden aan de het Karlsruher Institut für Technologie (KIT). Ontplooide KIT recentelijk nieuwe onderzoeken of initiatieven op gebied van biobased en circulair bouwen?
“We hebben het Mehr.Wert.paviljoen ontworpen voor de Bundesgartenschau in Heilbronn. Het paviljoen wordt op 17 april op de tuinbouwtentoonstelling gepresenteerd, in bijzijn van bondspresident Frank Walter Steinmeier. Ons paviljoen draait om het vraagstuk van de urban mine: het in de kringloop houden van grondstoffen in de bouw. In het paviljoen is louter hergebruikt, gerecycled en herbruikbaar materiaal verwerkt: staal uit een oud kolenwerk in Keulen, gerecycled glas uit de glascontainer en gerecyclede minerale grondstoffen. Dat laatste, de keramiek, is overigens afkomstig van het Amsterdamse bedrijf StoneCycling. Het keramiek is gebruikt voor de vloer van het paviljoen, het staal voor de verticale delen, het glas voor de gevels. Voor de inbouw is gebruikgemaakt van gerecycled kunststof. Het paviljoen is voor ons een prestigeproject, omdat het door drie miljoen bezoekers wordt gezien. En dat zijn niet alleen vakmensen uit de bouw en de architectuur, maar ook het algemeen publiek. Die brede belangstelling vind ik heel belangrijk. Hetzelfde effect zien we in Dübbendorf, bij de UMAR-unit (Urban Mining and Recycling) die we bouwden. Dat project leverde veel aanvragen op van mensen die zelf op deze manier willen bouwen.”
Hoe definieert u biobased bouwen, en circulariteit?
“Hier gebruiken we voor biobased bouwmaterialen de overkoepelende term kultivierte Baumaterialen. Over die materialen publiceerde ik met Felix Heisel een boek, waarin we de noodzaak onderstrepen van technische kringlopen – urban mining – en biologische kringlopen. Bij die laatste kringloop draait het bijvoorbeeld om gecultiveerde bouwmaterialen als BambooTech, een met 10 procent organische hars versterkt bamboe dat ik ontwikkelde. Of bouwstenen uit mycelium, een grondstof uit schimmels en paddenstoelen, die ik ontwikkelde en toepaste in UMAR. Daarnaast is er de demontabiliteit zoals we die in de UMAR-unit toepasten. Op het ETH-terrein in Dübbendorf bouwde ik met Werner Sobek en Felix Heisel UMAR met als uitgangspunt volledige demontabiliteit met bouwmaterialen die volledig herbruikbaar, recyclebaar of composteerbaar zijn. De levenscyclus van de materialen is onderdeel van het ontwerp, we lenen deze materialen, tijdelijk, voor dit gebouw. Daarna worden ze weer sonnenrein deel van de grondstoffenstroom.”
In Nederland zijn veel voorbeeldprojecten en initiatieven op gebied van circulair en biobased bouwen: Hof van Cartesius, Biosintrum, The Green House, Circle, People's Pavillon. Volgens sommigen zijn deze pilotprojecten slechts Spielerei, incidenten – er ontbreekt een harde, wettelijk vastgelegde maatstaf waarin die eigenschappen kunnen worden uitgedrukt. Hoe ziet u dat? Hebben het biobased en circulaire bouwen zo'n wettelijke norm nodig?
“Ja. De politiek moet dergelijke voorbeeldprojecten begeleiden en haar mandaat gebruiken om normen vast te leggen: nieuwbouw energieneutraal in 2021, grondstoffenschonend bouwen in 2025, uitgedrukt in een percentage uit de urban mine. Daarnaast is er behoefte aan mechanische werktuigen waarmee we dat kunnen controleren, als – Europees – raamwerk voor de bouwindustrie. In Duitsland zijn er net nieuwe quota voor recycling van bijvoorbeeld plastic. Die gaan niet ver genoeg, maar zijn een begin en bieden duidelijkheid.”
Ziet u grenzen aan biobased bouwen?
“Ik constateer een dilemma: er moeten gebouwen worden opgetrokken die zestig of tachtig jaar mee gaan, met biobased materialen waarvan we nog niet precies weten of ze een dergelijke levensduur aankunnen. Dat is een drempel momenteel. Prototypes zijn belangrijk, maar die materialen moeten wel goed gemonitord worden. Daar zie ik een rol weggelegd voor universiteiten en early movers. In UMAR krijgen we nu de eerste resultaten. Om te beginnen zijn de bewoners van de UMAR-unit extreem positief over het wooncomfort en hun psychologisch welbevinden. Maar ook de materialen hebben zich goed gehouden, er zijn geen schades, door vocht, kou of anderszins.”
Is uw definitie van duurzaamheid veranderd in de loop der jaren?
“Meer en meer ben ik me gaan realiseren dat het gaat om de lokale context. Wat op de ene plek duurzaam is, hoeft op andere plekken niet per se goed te functioneren. Binnen KIT hebben we bij het paviljoen voor de Bundesgartenschau in Heilbronn gekeken naar de lokale resources in de regio Karlsruhe: wat zijn de lokale mogelijkheden, welke materialen zijn voorhanden, wat zijn de ervaringen? Het is belangrijk dat we de mondiale dimensies van ons handelen kennen en begrijpen, én de eigen context: wat zijn lokaal de effecten van ons handelen?”
Bouwstenen van mycelium zijn inmiddels verkrijgbaar. Bent u in de bouwhandel gestapt?
“Nee, die bouwstenen worden aangeboden door anderen, zoals Philip Ross met MycoWorks in New York. Wij brengen geen mycelium bouwstenen op de markt. Wij ontwikkelen momenteel een myceliumalternatief voor OSB- en MDF-platen, volledig biologische platen met mycelium als lijm. De eerste prototypes zijn er.We doen nu proeven in een laboratorium in Singapore en hebben contact met een geïnteresseerde partij om het in de markt te zetten. Ik denk dat we over een of twee jaar zover zijn.”
Een jaar geleden schilderde u een toekomstvisie waarin huizen 3D geprint worden met mycelium. Ook uw eigen huis. Hoe ziet u de toekomst van het biobased bouwen?
“De ontwikkelingen gaan snel en zijn mondiaal. Ik ben dan ook positief over de kansen en mogelijkheden van biobased bouwen. À propos, 3D printen van huizen met myceliumwas niet louter een toekomstvisie. Ik heb de bouwvergunning binnen om mijn eigen huis 3D te printen met mycelium. Deze herfst gaat het onderzoek naar de mogelijkheden van start.”
Dirk Hebel is sinds 2016 professor aan de het Karlsruher Institut für Technologie (KIT). Daarvoor was hij assistent-professor voor architectuur en bouwconstructies aan de ETH Zürich en leidde het onderzoek naar alternatieve bouwmaterialen aan het Future City Laboratory in Singapore, een gezamenlijk onderzoeksproject van de ETH en de National Research Foundation Singapore. Hebel was eerder onder meer wetenschappelijk directeur van het Ethiopische Instituut voor Architectuur, Bouwconstructie en Stadsontwikkeling en gastdocent aan de Princeton University en gastprofessor aan de Syracuse University. Van 2002 tot 2009 gaf hij les aan de ETH Zürich.
Dit artikel is verschenen in Stedebouw en Architectuur 02/2019. Lees meer van Stedebouw en Architectuur in onze bibliotheek.
Reactie toevoegen