Zes vragen over brandveiligheid
1. De overheid kiest voor een andere benadering van het brandveiligheidsvraagstuk. Niet langer prevaleert regelgericht denken en handelen maar risicogericht regelen en handelen.Vindt u, als vertegenwoordiger van de verzekeraars, die verschuiving een goede ontwikkeling?
“De regelgeving van de overheid is gebaseerd op minimumeisen. Risicogericht denken gaat echter verder dan de minimumeisen. Als verzekeraar vind ik de minimumeisen onvoldoende. De minimumeisen van de overheid zijn gebaseerd op de persoonlijke veiligheid van mensen in gebouwen. Het veilig ontvluchten. Dat is echter onvoldoende om het gebouw in stand te houden. Als verzekeraars streven we naar de combinatie van persoonlijke veiligheid en het in stand houden van het gebouw. Neem de brand bij TU Bouwkunde in Delft. Daar vielen geen slachtoffers, maar dat er een gebouw verloren ging van 140 miljoen euro was voor de overheid geen issue. Uiteindelijk leidt het echter wel tot hogere premies voor iedereen. De overheid zou daarom meer nadruk moeten leggen op het belang van het in stand houden van een gebouw en niet alleen op de persoonlijke veiligheid.
Ik zie wel de omslag van regelgericht naar risicogericht, maar zie nog geen ‘vertaling’ ervan in de praktijk. Zo is de controle nog steeds vaak niet afdoende, terwijl die essentieel is. Bouw- en Woningtoezicht moet de bouwtekeningen controleren, maar ook de toepassing in de praktijk.”
Reactie toevoegen