Vraag 3: Succesvolle transformaties van wijken of stadsdelen
Olof van der Wal
Vanstiphout heeft het in dit citaat over het veranderen van de aanpak, niet over de transformatie van de wijk zelf. De verandering van wijken wordt, zo schrijft hij, vooral bepaald door de wijze waarop de wijk wordt gebruikt. Pogingen om de veranderingen te keren en de problematische wijken te transformeren in vitale wijken via alleen ruimtelijke ingrepen zijn maar in beperkte zin succesvol, en lijken vooral het probleem te verplaatsen. Hier past inderdaad bescheidenheid van de ontwerper. Vanstiphout houdt een pleidooi voor een wijze van vernieuwen die meer uitgaat van wat er werkelijk aan de hand is in een gebied, en die beter aansluit op het gedrag van degenen die er wonen. Daarmee verwoordt hij uitgangspunten van de eerder genoemde stroming van de natuurlijke wijkvernieuwing, waarvoor de wijk vooral een lokale opgave is, niet een nationaal probleem. Daar kan ik het zeker mee eens zijn. Het zal wel betekenen dat het projectmatige van de stedelijke vernieuwing zal moeten veranderen in een procesmatige benadering, en dat het idee dat de vernieuwing ooit afgerond is, plaats moet maken voor het besef dat deze stedelijke gebieden voortdurend in een cyclus van onderhoud en investeringen zullen zijn: ontwikkelend beheren en beherend ontwikkelen zullen de sleutelbegrippen worden. En die aanpak is inderdaad niet via ontwerp of zelfs beleid volledig aan te passen.
Hans van der Heijden
Het is de architectengemeenschap in de vernieuwing van de wederopbouwarchitectuur niet gelukt om ‘een concrete opgave voor de vernieuwing van concrete dingen’ op te stellen. Teveel is de opgave in historiografische, financiële en morele termen gesteld. De wederopbouw werd van mee af aan neergezet als inspiratiebron of juist als schrikbeeld, maar uiteindelijk is de markt ermee vandoor gegaan. De wederopbouwstad werd door de markt vooral als bouwrijpe grond gezien. Er geen sprake van een serieus architectonisch debat over deze transformatie. Tot zover ben ik het met Vanstiphout eens.
Ik weiger echter te geloven dat deze transformatie mislukt is. We hebben gewoon gekregen wat we wilden hebben: gethematiseerde pretbuurten, waar ook de Vinexlocaties mee vol staan. Het zijn goede noch slechte wijken en, anders dan Vanstiphout beweert, is die pret juist het product van de ongebreidelde verbeeldingskracht van een woud van specialisten.
Of we daar mee door moeten gaan is wat anders. Ik meen van niet. Ik pleit voor een nieuw soort nuchterheid, waarbij niet de verbeelding of bevlogenheid van de externe probleemoplossers centraal staat, maar de opgave van de locale probleemeigenaren. De tijd waarin ontwerpers de stad als een gedicht of een roman zagen is voorbij. Op de opgespoten grond van de uitleglocaties kon het vak een eind komen met de producten van de verbeelding, maar dat is in de bestaande stad geen optie. Nu de middenklasse blijft zitten waar ze zit en ervoor past om achterstandswijken van de juiste bevolkingsopbouw te voorzien, moet de lokale problematiek onder ogen worden gezien en ook lokaal worden opgelost. Aan het werk!
Jan Kraak
Dat gebrek aan verbeelding dat Vanstiphout noemt zie ik ook heel duidelijk. Dat heeft naar mijn idee ook te maken met een probleemgerichte benadering van de opgave. Doordat de herstructureringsopgave wordt benaderd vanuit de huidige concrete problemen waarmee dergelijke wijken kampen is er een gebrek aan vogelvluchtperspectief en dus een gebrek aan visie. Visie is gericht op de toekomst en gaat uit van kansen en potenties en van iets dat er nog niet is, dat is lastig voor te stellen voor de betrokkenen die met hun neus in de problematiek van overlast, beheerproblemen, criminaliteit etc. zitten. De benadering van de opgave zou naar mijn idee veel breder moeten zijn, enerzijds gericht op de concrete problemen, maar anderzijds ook op een horizon die veel verder weg ligt. Er is met name in de grootschalige modernistische naoorlogse woonwijken veel angst voor het grote idee, omdat dat toch ook gezien wordt als een van de oorzaken van het mislukken van deze wijken. Beide benaderingen zin belangrijk voor het slagen van de herstructurering van een buurt. De grootste uitdaging is de topdown en de bottom up benadering op een goede manier met elkaar in verband te brengen en de juiste zaken op het juiste schaalniveau te regelen.
Jannie Vinke
Dat gebrek aan verbeelding dat Vanstiphout noemt zie ik ook heel duidelijk. Dat heeft naar mijn idee ook te maken met een probleemgerichte benadering van de opgave. Doordat de herstructureringsopgave wordt benaderd vanuit de huidige concrete problemen waarmee dergelijke wijken kampen is er een gebrek aan vogelvluchtperspectief en dus een gebrek aan visie. Visie is gericht op de toekomst en gaat uit van kansen en potenties en van iets dat er nog niet is, dat is lastig voor te stellen voor de betrokkenen die met hun neus in de problematiek van overlast, beheerproblemen, criminaliteit etc. zitten. De benadering van de opgave zou naar mijn idee veel breder moeten zijn, enerzijds gericht op de concrete problemen, maar anderzijds ook op een horizon die veel verder weg ligt. Er is met name in de grootschalige modernistische naoorlogse woonwijken veel angst voor het grote idee, omdat dat toch ook gezien wordt als een van de oorzaken van het mislukken van deze wijken. Beide benaderingen zin belangrijk voor het slagen van de herstructurering van een buurt. De grootste uitdaging is de topdown en de bottom up benadering op een goede manier met elkaar in verband te brengen en de juiste zaken op het juiste schaalniveau te regelen.
Reageren op deze discussie? Mail uw reactie naar de redactie van Stedebouw & Architectuur.
Bekijk ook de reacties op vraag 1: Stedelijke transformatieprojecten
Reactie toevoegen