Vraag 2: Hoe is de DE doelstelling te halen?
Joop Ketelaers
Versnelling van de aanpak in de bestaande bouw, gericht op het verlagen van de energievraag. Parallel hieraan: meer energie duurzaam opwekken. En: 'hardere' wetgeving op het gebied van besparingsmogelijkheden in de bestaande bouw (is nu nog veel te vrijblijvend). Voorts: uitbreiding van de SDE en subsidiering van innovaties in duurzame energie om de hoge prijs omlaag te halen. Stoppen met subsidiëren of stimuleren van niet-duurzame energiebronnen.
Joost Versluijs
Het koppelen van het energievraagstuk aan het ruimtelijke ordeningsvraagstuk is van groot belang. Ik zie hier grote kansen voor de (binnenstedelijke) gebiedsontwikkelings- en renovatieopgaven van de komende jaren. We kunnen het duurzame vastgoed niet meer los zien van de energie-infrastructuur van een gebied. De ruimtelijke ordening kan pas echt duurzaam worden als deze twee optimaal op elkaar zijn afgestemd. De netwerken kunnen effectiever worden door bijvoorbeeld teruglevering of uitwisseling van energie in het net goed te organiseren. Zo wordt de totale energiebehoefte van gebieden sterk verminderd.
Arjan van Timmeren
Hoe langer we wachten, en dus achterop raken, des te radicaler zullen de maatregelen straks zijn. Vraag is of we dan, met name gezien de naar verwachting sterk stijgende grondstofprijzen, alles zelf nog wel in de hand hebben.
Dat pleit ervoor om nadrukkelijker te kiezen voor een energiemix gebaseerd op renewables. Het gaat dus niet om het kiezen tussen wind en zon, maar om de keuze voor poligeneratie en daaraan gekoppelde slimme netwerken en buffering. Ik verwacht dat vanuit de mobiliteitshoek wel eens de belangrijkste pull kan komen. De ontwikkeling van elektrisch vervoer vormt de meest waarschijnlijke route naar verdergaande duurzame mobiliteit vanwege de grote energie-efficiëntie, de goede effecten op de lokale luchtkwaliteit (PM10/fijnstof, CO2 en NOX) en de geringere geluidsproductie. Met name de laatste twee spelen in op de relatie tot de gebouwde omgeving. Introductie van elektrische voertuigen zet aan tot veranderingen in stedelijke typologieën, straatprofielen en in gebouwen. Op gebouwschaal, bijvoorbeeld bij inpandige parkeervoorzieningen, kun je toe met minder of geen mechanische luchtbehandeling en geringere hoogte (en daardoor reductie in kosten). De verwachting is dat al in 2020 een significant deel van de nieuwkoop van auto’s elektrisch of hybride zal zijn. De elektriciteitsopslagcapaciteit in auto's is 20-40 kWh/auto; dit is 2-4 x de dagelijkse vraag. Deze overtollige energie aan auto's kan worden geleverd aan gebouwen en vice versa geldt dat (duurzaam opgewekte) energie op/in gebouwen terug geleverd kan worden aan gekoppelde voertuigen. Het juist aansturen van het oplaadgedrag van auto’s kan fluctuaties op het elektriciteitsnet uitmiddelen en eventueel kan opslagcapaciteit van voertuigen zelfs als buffer gebruikt worden op piekmomenten. Deze buffering wordt des te belangrijker wanneer wind- en (met name) zonne-energie op grote schaal hun intrede gaan doen, maar zou ook vandaag de dag al grote (financiële) mogelijkheden bieden. Dit principe wordt ook wel Vehicle to Grid (V2G) en Grid to Vehicle (G2V) genoemd. In combinatie met de dan mogelijke, gereduceerde hoeveelheid opwekking van energie uit hernieuwbare bronnen, en slimme energienetten zal wel eens de oplossing kunnen vormen.
Wybrand Pieksma
Als eerste stap: grondstoffen- en energieverbruik reduceren. Hoe minder we verbruiken, hoe sneller we op 14 procent duurzame energieopwekking zitten. De al aanwezige energie moeten we benutten en onderling uitwisselen. Zo is het afval van de één, de grondstof of brandstof voor de ander.
De keuze voor reductie begint bij ons zelf en kan zonder comfortverlies worden gerealiseerd. Bijvoorbeeld door apparatuur en verlichting tijdig uit te zetten en te kiezen voor energiezuinige apparatuur en spaarlampen. De logische vervolgstap is het investeren in een zonneboiler en zonnepanelen in de eigen woning. Als Eigen Haard renoveren we huurwoningen - het project de Koningsvrouwen van Landlust is daar het meest ambitieuze voorbeeld van. Tevens ontwikkelen we de eerste klimaatneutrale nieuwbouwprojecten. Met als doel CO2-reductie en lagere energielasten voor onze huurders.
Tweede stap: maak het Nederlandse woud aan subsidie- en fiscale regelingen eenvoudiger. In Duitsland is een eenvoudig systeem voor de terugleververgoeding van duurzame energie. Dat is prima te kopiëren.
Tom Bosschaert
Begin met het wegnemen van barrières. De implementatie van verschillende duurzame energievormen lopen op vele manieren onnodig stuk door starre wetgeving en slechte prioriteitsstelling. Oude regels zitten echt heel erg in de weg. Die 'klemmen' op de samenleving moeten eerst verdwijnen. Dat is eigenlijk relatief eenvoudig, en belangrijker dan het formuleren van (financieel) stimulerend beleid. De samenleving zelf heeft veel vermogen om duurzame oplossingen rendabel te implementeren, die kracht moet als eerste worden gebruikt.
En ga faciliteren. Ontwikkel bijvoorbeeld handige tools om de integrale waarde van duurzame energie door te berekenen, en niet alleen de opwekkosten.
En maak gebruik wat er al is. Stel informatie - waar iedereen wat aan heeft - beschikbaar, bijvoorbeeld omgevingsdata, zoals grondwarmtekaarten, windpatronen, watermetingen, en andere nu vaak 'verborgen' data (vaak GIS data). En kijk ook naar landen die een grote voorsprong hebben. Nederland loopt achter, dus we kunnen leren van de voorsprong van anderen.
Ivo Opstelten
Enerzijds zullen we marktrijpe concepten versneld moeten implementeren. Dat is niet alleen een marketing issue, maar vraagt ook het nodige van de regelgeving: nu demotiveert regelgeving vaak implementatie. We zullen regelgeving om moeten zetten in stimulansen (bijvoorbeeld door OZB differentiatie, automatische bestemmingsplanontheffing en versnelde bouwprocedure bij hoge energieambities).
Daarnaast moeten marktcondities gecreëerd worden, waarmee grotere sprongen gemaakt kunnen worden dan nu te toe. Maar de vraagmarkt naar energiezuinigheid als waarde van gebouwen is nog onvoldoende ontwikkeld. Ook de aanbodmarkt heeft nog een slag te maken, naar (onder meer) integrale en actieve samenwerking. Innovatiecoalities moeten concepten ontwikkelen die op grote schaal uit te rollen zijn, met name voor de renovatiemarkt. Het kabinet stimuleert dat; de rol die het ministerie van BZK aan Energiesprong van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) heeft toebedeeld is om de innovatie voor dit alles te versnellen.
Lambert den Dekker
Zoals uit de reacties blijkt, is een groot aantal mogelijkheden te noemen waarmee de doelstelling bereikt kan worden. Technologisch, regelgeving, stimuleringsmaatregelen, etc. Mogelijkheden te over; allemaal ook zeker te onderschrijven. Om met al deze punten echter daadwerkelijk de doelstelling te halen is kennis hard nodig of zelfs cruciaal. Met kennis bedoel ik dan niet alleen technologische kennis maar een combinatie van informatie, ervaring (delen, leren van fouten), vaardigheden en attitude. Het gaat uiteindelijk om een houding: kennis(deling), ondernemerschap en passie!
Over dat laatste nog dit: kenmerkend van veel succesvolle projecten is de passie van de initiators. Projecten met enthousiaste betrokkenen hebben de meeste kans van slagen.
Arjan van Timmeren
Wat bij dit alles niet vergeten moet worden is de bestaande gebouwenvoorraad. Essentieel wordt het uitwerken van concrete roadmaps aangaande de bestaande voorraad, en dan met name die van de sociale woningbouw, aangezien juist de sociaal-economisch zwakste gebruikers straks als eerste de grootste kosten consequenties voor de kiezen krijgen als gevolg van het slechte scoren van Nederland en het grote aandeel energie uit niet-hernieuwbare bronnen…
Reageren op deze discussie? Mail uw reactie naar de redactie van Stedebouw & Architectuur.
Bekijk ook de reactie op vraag 1: Is in 2020 14 procent uit duurzame energie haalbaar?
Bekijk ook de reactie op vraag 3: Rol key players.
Bekijk ook de reactie op vraag 4: Ketenintegratie en open innovatie.
Bekijk ook de reactie op vraag 5: Sprongen of kleine stapjes?
Bekijk ook de reactie op vraag 6: Best practices en lessons learned.
Reactie toevoegen