Rijnboutt herbestemt bankgebouw
“Een hele eer ook om in het hart van de stad zo’n monumentaal gebouw ‘onder handen’ te mogen nemen. Met alle ‘credits’ voor Lesley Bamberger van Kroonenberg Groep, die zich bijzonder bewust was van het belang van dit gebouw, een landmark in de Amsterdamse binnenstad, een monument dat onmiskenbaar deel uit maakt van het geheugen van de stad.”
Berlage
Het voormalige bankgebouw, negen en deels tien bouwlagen hoog, omsloten door de Amstelstraat, Rembrandtplein, Utrechtsestraat en Herengracht, is gebouwd tussen 1926 en 1932, naar een ontwerp van B.J. en W.B. Ouëndag, met medewerking van Berlage die als supervisor optrad en onder andere verantwoordelijk was voor de karakteristieke hoektoren.
Het robuuste gebouw, opgeluisterd met granieten beeldhouwwerken van Lambertus Zijl en gedecoreerd met veel koperen en bronzen ornamenten, is in de jaren zestig stevig onder ander genomen door de architecten Zwiers en Fontein. “Die zijn,” zegt Rijnboutt, “nogal rauw te keer gegaan.” De belangrijkste ingrepen: uitbreiding van het vloeroppervlak door nieuwbouw en het dichtzetten van het lichthof. “Om dezelfde reden (extra vloeroppervlak) is — in opdracht van toenmalig stadsbouwmeester Ben Merkelbach — het dak ook nog opgetopt met een daklandschap dat — aldus de oekazes van Merkelbach — geen platte koek mocht worden. En zo is het gekomen dat de binnenstad van Amsterdam is verrijkt met een dakopbouw in structuralistisch idioom.”
Meelfabriek
Rijnboutt zit in een kamer op de begane grond van het kantoor waarin zijn bureau (sinds begin dit jaar kortweg Rijnboutt geheten) is gevestigd (1). Vanuit het gebouw, een voormalige meelfabriek, aan het Barentszplein, op de zuidelijke IJoever in Amsterdam, kijkt hij uit op de nieuwbouw van het Westerdokseiland (stedenbouwkundig ontwerp van twee oud-bureaucollegas: Dick van Gameren en Bjarne Mastenbroek). Met prachtige zichtlijnen op het water van het IJ, wat tot enig mijmeren aanzet: “Amsterdam maakt een draai naar het water. Wat ooit de achterkant van de stad was, het IJ, met altijd weer die focus op de grachtengordel, dat beeld zie je nu kantelen.” Rijnboutt geeft die heroriëntatie mede vorm. Sinds elf jaar is hij supervisor van de Zuidelijke IJoever. Het resultaat vindt hij bevredigend. “We zijn tevreden met het uitzicht,” glimlacht de voormalig Rijksbouwmeester (1989-1995), stadsstedenbouwer van Den Haag (1995-1997) en hoogleraar woningontwerp aan de TU Delft (1985-1990).
Sporen uit het verleden
In zijn rol van supervisor koestert hij de sporen uit het verleden — hij maakte zich sterk voor behoud van het voormalige hoofdgebouw van de “Reederij Voorheen Gebr. Goedkoep” van architect F.J.E. Dekeukeleire en stimuleerde de transformatie van een draaibrug tot restaurant. “Oude gebouwen, openbare ruimtes, kades — ze vertellen de geschiedenis van de stad. Maken deel uit van de genius loci. Dat moet je dus niet slopen of retoucheren zoals in het verleden is gebeurd met onder andere het Rijksmuseum en Sanatorium Zonnestraal, monumentale gebouwen die geheel werden verminkt en dichtgetimmerd. Het is een enorme vooruitgang dat we nu weer respectvol met deze (en andere) monumenten omgaan.” Even veert hij op: “Maar er zijn genoeg vaders om zeep gebracht! En waakzaamheid is geboden, want het erfgoed uit de negentiende eeuw wordt nu weliswaar omzichtig benaderd. Maar hoe zit het met de architectuur uit de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw… gemaakt op een schoen en een slof, in een tijd van geen materiaal? Ook hier dreigt sloop. Ook hier moeten we ervoor waken dat het verleden niet wordt weggewist.”
Afstand van iconoclasten
Rijnboutt heeft altijd afstand genomen van iconoclasten. Toen in de jaren tachtig in de stad Groningen een volksopstand dreigde omdat de gemeente van Stad had aangegeven de fabrieksgebouwen van Wolters-Noordhoff te willen slopen, nam toenmalig wethouder Ypke Gietema contact op met Rijnboutt en dat heeft ertoe geleid dat de gebouwen, een ontwerp van architect Beltman, behouden bleven en een nieuwe bestemming kregen. Eenzelfde route volgde Rijnboutt, eind jaren tachtig, in Zutphen. Hier werd door zijn bureau het rechtbankgebouw getransformeerd. Op heel veel andere plaatsen in het land reanimeerde hij bestaande gebouwen — heel veel retail renovaties en uitbreidingen, zoals de Bijenkorf vestiging Amsterdam (3.000 vierkante meter extra), de Bijenkorf vestiging Maastricht (10.000 vierkante meter) ingepast in het bestaande V&D warenhuis. “Zo kan ik nog wel even doorgaan,” duimt Rijnboutt door het vuistdikke ‘Fragments and counterparts’, een monografie uit 2007, uitgegeven door Architectura & Natura Press. In dat boek is de aanstaande herbestemming van het postkantoor aan het Neude in Utrecht (architect J. Crouwel jr.) nog niet opgenomen. Het is een majeure transformatie waarvoor Rijnboutt recent het (winnend) ontwerpvoorstel maakte.
Nieuwe functie(s)
“Het geheugen van de stad moet je laten spreken, door gebouwen, door openbare ruimtes die ieder op zich iets vertellen over de historie, en daarom is het ook zo belangrijk dat in de binnenstad van Amsterdam de creatie van Ouëndag en Berlage in stand blijft. Wat niet inhoudt dat je dit gebouw (maar dat geldt ook voor andere historische gebouwen ‘waar je wat mee wilt’) één op één zou moeten terugrestaureren naar de oorspronkelijk vorm. Beslist niet. Doel is om de sporen van het verleden — en de verschillende fases die het gebouw heeft doorlopen — zichtbaar te maken.” Dat vraagt, vervolgt Rijnboutt, om een uitgebreid onderzoek. “Je kijkt wat er aan tekeningen, aan foto’s, en bouwsporen beschikbaar is. En je analyseert wat mogelijke functies zijn die het gebouw zou kunnen accommoderen. Dat laatste is cruciaal, want een monument zonder vitale functie(s) gaat dood.”
Atrium
In The Bank gaat Rijnboutt terug naar het ontwerp van vader en zoon Ouëndag: de vloeren van Zwiers en Fontein worden gesloopt zodat ruimte ontstaat voor een binnenhof, een atrium, waarvan de glazen dakkap — geïnspireerd op Dirk Brouwers daklicht van de Bijenkorf in Amsterdam en het glasdak van het museum De Pont in Tilburg — het daglicht diep het gebouw in brengt. Op het dak blijft de structuralistische ‘optopping’ voor het grootste deel gehandhaafd. Wel wordt deze dakopbouw gestript en opnieuw bekleed met zink en geïsoleerd en voorzien van nieuwe beglazing.
De façades van het gebouw blijven in grote lijnen gehandhaafd. Als er al wordt ingegrepen is dat gedaan om oud- en nieuwbouw wat dichter bij elkaar te brengen. Zoals gebeurt met de glazen gevel, aan de kant van de tuin van het Willet-Holthuysenmuseum. Deze toevoeging van Zwiers en Fontein is aangepast aan de huidige energie-eisen (HR++ glas en aluminium isolatieprofielen) en, met het oog op het terugbrengen van de stijl van het gebouw uit de jaren twintig (‘late art deco’), zijn de puien tot en met de derde verdieping afgewerkt met stroken natuursteen (Kirchheimer Muschelkalksteen). Een vergelijkbare benadering zorgde voor een metamorfose van de gevel aan de zijde van de Herengracht, met de monumentale entree en bijzondere detailleringen en ornamentiek. De raampartijen in de gevel van de nieuwbouw uit de jaren ‘60 aan de Herengracht zijn verfijnd door het inbrengen van witte houten kozijnen en terugliggende vlakken. Hierdoor is de verticaliteit van de ramen in overeenstemming gebracht met de klassieke ramen in de Amsterdamse koopmanshuizen uit de zeventiende eeuw. Die toenadering wordt versterkt door de materialisering van de gevel (plint van hardsteen, en geolied metselwerk voor de hoger gelegen verdiepingen).
Piano Nobile
De façades aan de Amstelstraat en Utrechtsestraat krijgen een meer open en toegankelijk karakter. Met op de hoek, aan de voet van het torentje van Berlage, een vernieuwde entree. Ingrijpend zijn de veranderingen van de plint en de achterliggende piano nobile aan de Utrechtsestraat. De erkerramen in de arcade, met de functie van etalage, worden vervangen door verdiepingshoge raampartijen. De vloer achter de erkerramen (geen begane grondvloer in strikte zin maar een piano nobile — 200 centimeter bovengronds) wordt tot 150 centimeter vanaf de gevel weggezaagd, zodat vanuit de arcade zicht is op de verdieping onder en boven de piano mobile. Een van de huurders, winkelketen Marqt, op de hoek van de Herengracht en Utrechtsestraat, gebruikt de vrijgekomen ruimte om een ‘tapis roulant’ aan te leggen.
Functies
Op de begane grond, de kelderverdiepingen en de bel-etage zullen naast retail naar het zich laat aanzien allerlei ‘stedelijke functies’ (onder andere horeca) een plek vinden. De overige verdiepingen zijn gereserveerd voor kantoren. Eigentijdse functies in een gebouw dat zich heeft ontdaan van de maquillage die lange tijd het zicht heeft ontnomen op de onderliggende grandeur. Rijnboutt: “We zijn heel tevreden met wat er te voorschijn is gekomen. In oude luister hersteld geven we het monumentale gebouw weer terug aan de stad.”
www.rijnboutt.nl
www.thebankamsterdam.nl
www.kroonenberg.nl
www.midreth.nl
Noot
1. Rijnboutt Van der Vossen Rijnboutt te Amsterdam en CH & Partners zijn per 1 januari 2009 verder gegaan als een gezamenlijk bureau dat adviseert op het gebied van strategie, landschap, stedenbouw en architectuur.
Projectgegevens
Opdrachtgever: Kroonenberg Groep
Architect: Rijnboutt
Constructeur: Ingenieursbureau Zonneveld B.V., raadgevende ingenieurs voor bouw- en Waterbouwkunde
Hoofdaannemer: Bouwbedrijf Midreth B.V.
Projectmanagement: BOAG B.V.</kader>
Reactie toevoegen