In ons laatste magazine, thema Gezondheid & Welzijn, wordt veel gesproken over het faciliteren van ontmoetingen in een woongebouw en daarbij ook de rol van de mens zelf. Vanuit de wetenschap houden Kim Hamers en Nienke Moor (respectievelijk onderzoeker en senior onderzoeker aan het lectoraat Architecture in Health van de HAN University of Applied Sciences) zich hiermee bezig. Met hen bespreken we wat de onderzoeksresultaten betekenen voor een ontwerp.
‘De ruimte bepaalt hoe en waar mensen elkaar ontmoeten’

.jpg)
We spreken het duo in het kader van het promotieonderzoek van Kim Hamers, onder begeleiding van lector/professor Masi Mohammadi, die onder meer deze deelstudies omvat:
- Geclusterd wonen: een ruimte voor ontmoeting?
Een studie naar de meerwaarde van geclusterde woonvormen voor het sociaal welbevinden in de woonomgeving
- Ontmoetingen in de woonomgeving: De rol van ruimtelijk ontwerp, organisatie en sociale dynamiek
Bevindingen op basis van een casestudy onderzoek in drie woongebouwen van woningcorporatie Woonzorg Nederland
De studies, in samenwerking met woningcorporatie Woonzorg Nederland, richten zich specifiek op geclusterde woonvormen in de sociale huursector, waar mensen zelfstandig wonen, maar door toewijzing niet altijd bewust kunnen kiezen waar ze willen wonen en met wie. Als we dan inzoomen op het onderwerp ‘ontmoeting’, zijn op basis van de onderzoeken zowel plekken van belang waar spontane ontmoetingen mogelijk zijn, als plekken gerelateerd aan georganiseerde ontmoetingen. En elk op een eigen manier. Als we kijken naar de ontmoetingsruimte, dan lijkt vooral de situering en de zichtbaarheid van deze ruimte belangrijk. Denk bijvoorbeeld aan het situeren van deze ruimte aan de route die bewoners vaak afleggen. “Op die manier”, begint Hamers, “ligt niet alleen de drempel lager om die ruimte te gebruiken voor georganiseerde ontmoetingen, maar faciliteer je ook de spontane ontmoetingen in de loop hiernaartoe beter.”
Te spannend

“Vaak is het wel een specifieke groep bewoners”, vervolgt Nienke Moor, “die van een ontmoetingsruimte gebruikmaakt. Hoe prachtig je het ook inricht, een bepaalde groep bewoners zal er niet zo snel een voet zetten. Dat vinden ze te spannend, ze voelen zich niet welkom of ze hebben er simpelweg geen behoefte aan. Die mensen bereik je eventueel wel door in het wooncomplex spontane ontmoetingen beter mogelijk te maken. Daarom moeten we bekijken hoe we de andere ruimtes inrichten om meer spontane ontmoetingen te stimuleren en een bredere doelgroep te bereiken.”
“Die dagelijkse route van mensen is daarom zo interessant”, vervolgt Hamers. “Zoals de entreehal en de postvakken, waar ze elkaar letterlijk tegen het lijf lopen. Ruimtelijk gezien zijn dat plekken die je aantrekkelijker kunt inrichten met bijvoorbeeld een zitje, zodat je de mogelijkheid biedt dat mensen er langer verblijven. We zagen ook het belang van overgangszones, zoals een terrasje van een woning aan de straat. Juist voor dat spontane contact worden die plekken heel erg gewaardeerd. Men kan er lekker buiten zitten, vanuit de veiligheid van de eigen woning, maar heeft ook de mogelijkheid om laagdrempelig contact te maken met mensen die langslopen. Het is dus zaak om die plekken op een slimme manier te situeren en in te richten.”
Als die plekken er juist niet zijn, kan een ontmoeting letterlijk te dichtbij komen. Zoals bij een woning die té direct aan een publieke ruimte ligt en waarbij de grens tussen het privé en publieke domein te hard is. Dat wordt dan, aldus Moor, vaak gezien als een inbreuk op de privacy en ontmoedigt juist een ontmoeting. Dus een buffer tussen privé en publiek werkt in dit verband stimulerend. Deze overgangszones kunnen ook in gebouwen aanwezig zijn, bijvoorbeeld bij de voordeur van een appartement aan een gang of galerij. Een bepaalde mate van overmaat is dan gewenst.
“Als mensen”, gaat Hamers verder, “die zone ook zelf kunnen inrichten en personaliseren, voelt zo’n plekje meer eigen en nodigt dit uit om hier te verblijven en een praatje te maken. Woningcorporaties zetten echter weleens vraagtekens bij de inrichting van deze plekken, onder meer in verband met de brandveiligheid.”
- Dynamiek van ontmoetingen
Ontmoeten gaat niet alleen over een praatje maken of samen leuke dingen doen, aldus beide onderzoekers. Het gaat er ook om dat jij in jouw wooncomplex de mensen van gezicht herkent. Dat hangt niet alleen samen met gevoelens van veiligheid, maar ook met een gevoel van jezelf gezien voelen door omwonenden. Zo krijgen mensen het idee dat ze onderdeel uitmaken van een grotere groep, zonder dat daar heel intensief contact aan te pas hoeft te komen. ‘Ruimte’ bepaalt waar mensen elkaar in een complex ontmoeten, hoe groot die kans is en in welke sfeer dat gebeurt. Ook voor laagdrempelige burenhulp, zoals een oogje in het zeil houden of een boodschapje doen voor iemand anders, is de inrichting van de ruimte belangrijk. Moor: “Als een buurman niet zijn dagelijkse rondje op de gang loopt, trekt men toch even aan de bel. Voor zo’n controlemechanisme moet je elkaar echter wel kunnen tegenkomen. Je moet ook realistisch zijn over wat je met het stimuleren van ontmoetingen in de woonomgeving kunt bereiken en wat de reikwijdte en meerwaarde daarvan is. Daarin moeten we niet willen overdrijven. Vaak wordt gezegd ‘we moeten meer op ontmoeting inzetten, want dan zijn mensen minder eenzaam’, maar daar zijn nog niet heel veel aanwijzingen voor gevonden. Eenzaamheid is echt een complex vraagstuk, dat je niet zomaar oplost door mensen simpelweg met elkaar in contact te brengen.” Opvallend is dat ‘betrokkenheid’ ook vaak samengaat met een bepaalde ‘mate van conflict’, weet Moor. “In gebouwen waar mensen niet veel met elkaar hebben en onverschillig langs elkaar heen leven, zijn er weinig conflicten. Dat zie je juist wel in een gebouw waar veel activiteiten plaatsvinden of waar bewoners een rol in de organisatie hebben. Is een conflict echter per definitie fout? Het is simpelweg de andere kant van de medaille.”
Ontwerpen voor ontmoeten
Het is belangrijk dat een ruimtelijk ontwerp gericht op het stimuleren van ontmoetingen in een wooncomplex bewoners de keuze laat om contact aan te gaan. “Het is zeker zo”, vervolgt Moor, “dat niet iedereen behoefte heeft aan burencontact of te hoge drempels ervaart om contact aan te gaan of te onderhouden. Aan die persoonlijke behoefte aan contact kun je met het ontwerp van de woonomgeving weinig doen. Als mensen die behoefte echter wel hebben, is het de rol van ‘ruimte’ om bestaande drempels zoveel mogelijk weg te nemen. En om de ontmoetingen misschien zelfs te stimuleren. Het mag echter nooit verplichtend zijn, dat moeten we niet vergeten.”
Wie verder inzoomt op het ontwerpen voor ontmoeting, stuit als randvoorwaarde op het voorkomen van gezichtsverlies. Moor: “Mensen kunnen een drempel ervaren bij het aanspreken van een ander. Als de ander daar geen zin in heeft en afwijzend reageert, kan dat hard aankomen. Dus bij het ontwerpen van ruimtes moet dat gezichtsverlies zoveel mogelijk worden beperkt. Als jij in je voortuin bezig bent en iemand aanspreekt, die vervolgens wegkijkt of daar geen zin in heeft, is het makkelijker om dat gezichtsverlies te accepteren, omdat je de afwijzing kunt verbloemen door de focus naar het tuinieren te verleggen.
Een ruimte moet er voor zorgen dat mensen wel de kans hebben om elkaar te treffen, maar ook elkaar kunnen ontwijken zonder de ander voor het hoofd te stoten.”
“Het ruimtelijk ontwerp van de ontmoetingsruimte moet verder aansluiten bij de beleefwereld van bewoners”, aldus Hamers. “Daarom is het mooi als deze ruimtes sámen met bewoners vorm krijgen, mogelijk zelfs in co-creatie. Nu zien we nog te vaak dat er aan de ruimte een imago kleeft van ‘daar zitten de oudjes’.”
Moor vertelt verder: “In veel complexen voelen jongere senioren zich daar te jong voor. Dat hangt ook af van hoe inclusief je die ruimte aankleedt en welke activiteiten er worden georganiseerd. Dan is het natuurlijk het mooiste om de bewoners erbij te betrekken, zodat het echt als een gemeenschappelijke ruimte gaat voelen.”
Het perfecte ontwerp bestaat uiteindelijk niet, als we het duo beluisteren. Moor: “We moeten vooral kijken naar welke factoren een rol spelen in het faciliteren en stimuleren van ontmoetingen. Als we daar beter zicht op hebben, moet er voor iedere afzonderlijke context en voor iedere specifieke doelgroep bekeken worden hoe deze factoren het beste kunnen worden ingepast in het ruimtelijk ontwerp. Door hier gericht mee te experimenteren, zoals we doen binnen het kennisplatform DEEL academy, krijgen we nieuwe kennis over wat wel en niet werkt en onder welke condities dit dan is.”
- Technologie
“Vergeet ook de rol van technologie niet in het ontwerpen voor burencontact”, aldus Hamers. “Er is veel fysiek contact tussen mensen in de woonomgeving, maar onderling contact kan ook plaatsvinden via bijvoorbeeld een app. Wanneer we ons alleen op fysiek contact richten, ontstaat een vertekend beeld. Daarnaast kan technologie in een complex of wijk een rol spelen in het uitlokken van ontmoetingen tussen bewoners. Bijvoorbeeld met slimme kunstwerken in de buitenruimte, waarover je steeds meer hoort. Deze kunstwerken proberen op interactieve wijze mensen met elkaar in contact te brengen.
Een andere rol voor technologie in het ontwerpen van ontmoetingen is het evalueren van ontwerpconcepten die gericht zijn op het stimuleren van ontmoetingen. Door gebruik te maken van bijvoorbeeld virtual reality kunnen we de aantrekkelijkheid en effectiviteit van ontwerpkeuzes beoordelen zonder dat er een daadwerkelijke ruimtelijke interventie nodig is. Op deze manier kan technologie op een laagdrempelige wijze een brug slaan tussen ontwerp gerelateerd onderzoek en de praktijk.”
Lees ook: De menselijk maat in het stedenbouwkundig weefsel
Blijf op de hoogte van al ons nieuws en abonneer je ook op de wekelijkse nieuwsbrief van Stedebouw & Architectuur.
Tekst: Ysbrand Visser
Beeld: HAN
Reactie toevoegen